
Op 12 januari 1941 kocht mijn vader in Berlijn een uitgave van Mein Kampf, om precies te zijn van de in het jaar daarvoor verschenen 568ste-572ste editie. In totaal waren van dit boek tot dan toe in het Duits, zoals op een van de schutbladen staat, zes miljoen en 650.000 exemplaren verkocht (werden er uiteindelijk meer dan tien miljoen + ruim dertig vertalingen). Deze editie heeft een relatief klein formaat en een blauw omslag waarop alleen een afbeelding van de swastika en de rijksadelaar prijken. De naam van de auteur en de titel staan slechts op de rug. De editie is volledig, dat wil zeggen: de twee delen van het boek staan in één band en beslaan een kleine achthonderd pagina’s, in gotische letters.
Op het moment van aanschaf woonde mijn vader sinds een paar maanden in Berlijn. Hij was officier in het Nederlandse leger (geweest), had tijdens de meidagen van 1940 als waarnemer, lees bommenwerper, drie luchtaanvallen op de Duitse agressor uitgevoerd, en had na de capitulatie besloten naar Duitsland te gaan om verder te studeren. Daar kwam hij terecht in een zogenoemd SS Mannschafsthaus, een van de vele plekken waar de toekomstige elite van het nieuwe rijk gevormd werd. Hij had veel belangstelling voor de ideologie van het nazisme en kocht daarom Mein Kampf.
Hij vond er weinig aan. Dit weet ik zo zeker omdat mijn vader de blijkbaar erfelijke neiging had boeken als gebruiksvoorwerpen te zien en elk volgens hem belangrijk stukje tekst te onderstrepen dan wel in de kantlijn van commentaar te voorzien. Bovendien had hij de gewoonte een papiertje of stukje karton als boekenlegger te gebruiken. In dit geval bestond die boekenlegger uit een hoekje van een ansichtkaart met de tekst Herzlichen Weihnachtsgruss. Welnu, het ding kwam niet verder dan pagina 31. Dat hoeft eventueel nog niets te zeggen. Maar veelzeggend is wel dat er nauwelijks strepen in het boek staan en al helemaal geen commentaren. Voorzover te achterhalen heeft mijn vader Mein Kampf dus zo’n beetje doorgebladerd en, afgezien van de eerste dertig pagina’s, alleen enkele passages gelezen die van doen hadden met zijn promotieonderwerp, staatsfilosofie.
Het is natuurlijk een individueel en mogelijk dus nietszeggend geval. Maar mijn vader was een gedreven lezer en stond op het punt zich tot het nationaal-socialisme te bekeren. Als mensen als hij het boek al niet lazen, wie dan wel? Hitler had trouwens zelf ook zijn twijfels. In Mein Kampf zegt hij regelmatig, ja al op de eerste pagina, dat de betekenis van het geschreven woord gering is. Zie bijvoorbeeld pagina 148 van de nieuwe Nederlandse editie: ‘Laat de schrijvende ridders en zotten van vandaag vooral dit gezegd zijn: de grootste omwentelingen op deze aarde zijn nog nooit aangevoerd door een ganzenpen! Nee, het bleef de veer altijd slechts voorbehouden ze theoretisch te motiveren. Maar de enige macht die de grote historische lawines van religieuze en politieke aard aan het rollen bracht, was sinds onheuglijke tijden de toverkracht van het gesproken woord.’
Deze opmerking is interessant omdat hij door een recent onderzoek behoorlijk gerelativeerd wordt. Want begin augustus publiceerden twee Duitse politicologen in de American Political Science Review een uitvoerige analyse van het effect dat de toespraken van Hitler gehad zouden hebben. Hiertoe maakten zij een overzicht van alle publieke optredens van de man van 1927 tot 1933 en keken vervolgens of zijn aanhang op die plekken sterker groeide dan elders. De achtergrond van dergelijk onderzoek ligt voor de hand: Hitler is niet de enige die hoog opgeeft van het gesproken woord in het algemeen en zijn eigen retorische gaven in het bijzonder; het is welhaast een cliché te zeggen dat hij een groot orator was, een charismatisch leider en zeer goed in staat mensenmassa’s in vervoering te brengen. Die vervoering zou een van de belangrijkste pijlers, zo niet de basis van zijn succes zijn. Niet dus, als we de uitkomst van dit onderzoek mogen geloven: het aantal aanhangers van de nsdap groeide door het optreden van Hitler niet. Uit eerder onderzoek blijkt dat zijn radiotoespraken aanvankelijk evenmin het veronderstelde effect hadden. Dat veranderde pas nadat de man aan de macht was gekomen. Anders en simpeler gezegd: vóór 1933 vonden de meeste mensen Hitler maar een schreeuwer, pas nadien werd hij massaal bewonderd, als Führer, spreker én dus ook als schrijver.
De oplagecijfers van en reacties op Mein Kampf illustreren het: het succes van het boek ging min of meer gelijk op met Hitlers greep op de macht. In de jaren twintig toen het eerste (1925) en tweede (1926) deel verschenen liep het boek aardig, het veel leesbaardere want autobiografische deel 1 beter dan het tweede. Het liep beter vanaf 1930, ook al omdat er toen een goedkope uitgave verscheen. Maar Mein Kampf behaalde pas echt grote oplagen nadat Hitler aan de macht was gekomen en het bezit van een exemplaar welhaast een moreel imperatief was, een politiek statement. Het was dus niet Mein Kampf dat Hitler groot maakte dan wel zijn ideeën verspreidde, het was de man of eigenlijk zijn propaganda-apparaat dat het boek verspreidde.
Vandaar dat ik moeite heb met de eerste zin van Willem Melchings fraaie inleidingen (één algemene en verder bij ieder hoofdstuk) bij deze nieuwe vertaling: dat je Mein Kampf moet lezen om de oorzaken van de Tweede Wereldoorlog en de holocaust te begrijpen. Dit te meer omdat Melching enkele zinnen verder schrijft dat Mein Kampf in binnen- en buitenland wel gerecenseerd en gelezen werd ‘maar door vrijwel niemand serieus genomen’. Als een boek niet meer is dan een symbool en niet serieus wordt genomen, zal het weinig invloed hebben en als het weinig invloed heeft, hoef je het ook niet te lezen om de achtergrond van gebeurtenissen te begrijpen. Dat lijkt me een onontkoombare redenering en een sterk argument tegen de traditionele stelling dat Mein Kampf zoveel betekenis, lees invloed had. Is dat dan niet zo? Het is een vraag die om twee redenen niet te beantwoorden is. De eerste reden is dat invloed een te ingewikkeld fenomeen is. Om een lange, moeizame discussie samen te vatten: veelal is eerder sprake van bevestiging dan van invloed; als men Mein Kampf las, dan was het om bevestigd te worden in wat men eigenlijk al wist c.q. meende.
Maar dat is nog niet alles. Reden nummer twee voor onze onwetendheid met betrekking tot de invloed van Mein Kampf is dat er simpelweg onvoldoende gegevens zijn en dat de bestaande gegevens elkaar zo tegenspreken dat je er niets mee kunt. Zo ging niemand minder dan Mussert er volgens zijn biograaf (Jan Meyers) prat op het boek nooit gelezen te hebben terwijl een van zijn belangrijkste politieke tegenstrevers, Meinoud Rost van Tonningen, beweerde het boek ‘in één enkele nacht’ (!) gelezen te hebben en daardoor vervolgens tot het nationaal-socialisme te zijn bekeerd. Eenzelfde ambivalentie is te zien in de receptiegeschiedenis. ‘In de pers bleef het opmerkelijk stil rond de Nederlandse vertaling’, schrijft Gerard Groeneveld in zijn studie over het bruine boek in Nederland, Zwaard van de geest. Bedoeld wordt natuurlijk de eerste vertaling, die van Steven Barends uit december 1939. Niettemin verkocht het boek behoorlijk, voor Nederlandse begrippen althans. Maar ook in dit geval begon het toch pas echt te lopen nadat de Duitsers Nederland overrompeld hadden. Hetzelfde verhaal dus: het bezit van Hitlers boek was een symbool.
Het is zeker nuttig Mein Kampf te lezen, als je Hitler wil begrijpen. Maar het is onjuist om, zoals Melching en zoveel anderen doen, het boek als een blauwdruk voor het nationaal-socialisme te beschouwen. Dat is trappen in de val die opgesteld werd door Hitler en zijn propaganda-apparaat: de Führer identificeren met het volk.
Dankzij de digitalisering kun je Mein Kampf tegenwoordig op een geheel andere manier lezen dan tot op heden mogelijk was, namelijk op trefwoorden. De belangrijkste daarvan zijn varianten van het begrip joods. Vandaar ook de vraag of je in Mein Kampf een blauwdruk van de shoah kunt zien. Op het eerste gezicht zou je zeggen van wel. Het boek duizelt zozeer van antisemitisme dat je nauwelijks kunt vermijden van daar een rechte lijn naar Auschwitz te trekken. Toch is dat volgens mij onjuist. Dit om te beginnen omdat Hitlers antisemitisme verre van origineel is, helaas. In talloze andere, zeker Oostenrijkse geschriften uit de jaren rond de Eerste Wereldoorlog vind je eenzelfde weerzin tegen joden terwijl je nergens, ook bij Hitler niet, suggesties in de richting van een industriële massamoord vindt. Een veel geciteerde passage staat in het laatste hoofdstuk van het boek. Daarin spreekt Hitler over het gifgas dat tijdens de Eerste Wereldoorlog ingezet was en schrijft dat het niet tevergeefs geweest zou zijn als het, in plaats van voor Duitse arbeiders, voor ‘Hebreeuwse volksbedervers’ gebruikt was. Dat is een vreselijke uitspraak. Tegelijkertijd is het volstrekt onjuist hierin zoiets als een vooraankondiging van het gebruik van Zyklon-B te zien. Dat is ‘wijsheid’ achteraf. Historiografische hutspot.
Hitler was een performer, iemand die rond zijn persoon en denkbeelden nadrukkelijk en bewust een mythe construeerde in de hoop hiermee aandacht te trekken, aanhang te krijgen, politiek te bedrijven, macht te verwerven, invloed te hebben. Het grote raadsel (als je het zo mag noemen) is dat de man erin slaagde zijn ‘theater’ tot werkelijkheid te maken. In dit proces speelt Mein Kampf een rolletje, niet meer. Het boek is op z’n best zoiets als de partituur of het script van een uitvoering. De belangrijkste elementen van die uitvoering kwamen echter al doende tot stand en zijn het gevolg van een reactie op een reactie op een reactie, zeg een dynamisch proces. Niemand, echt niemand kon in 1925-1926 toen Mein Kampf geschreven werd, bedenken wat er in 1940, 1941, 1942 te gebeuren stond, terwijl zeer velen in die jaren hetzelfde onderbuikgevoel hadden als Hitler. De kracht van Mein Kampf is dat het dit gevoel radicaal en zonder omhaal verwoordde, niet minder maar ook niet meer. Dat doet niets af aan de onheilspellende betekenis van het boek. Het doet wel af aan de pogingen het belangrijker te maken dan het is.