‘De toneelspeler moet altijd op zes of zeven niveaus aanwezig zijn. Zúlke oren moet je hebben. En het vermogen je concentratie uit te splitsen. Waarom komt nu die kuch uit de zaal? Ben ik te traag? Te zacht? Waarom komt die lach juist nu? Een toneelspeler is op het podium permanent in verhoogde staat van alertheid.’

‘Voelen is vies. En toneelspelen is denken. Denken! Dus niet: na-denken. Ook niet: be-denken. Maar denken. En al denkend alles omzetten in lijf. In lichamelijkheid.’

Aldus René Henry Roger Jessurun Lobo. ‘Buitengewoon hoogleraar “Stukkie spelen”’, zoals in de aankondiging van zijn voortijdig sterven de karakteristieke koosnaam die hij ooit kreeg, trots wordt vermeld. Ruim veertig jaar is René Lobo dé toneelspeelleraar van de Toneelacademie Maastricht. In zijn striemend kijkende ogen stralen enkele verbluffende waarheden over toneelspelen. Zoals: het is een vak, je kunt het leren. En: het is niet iedereen gegeven. Sleutelbegrip: eigenheid. En hij, René Lobo, kan je erbij helpen die te zoeken. Vooral omdat hij vrij aardig, zeg maar rustig: verdomd goed, weet hoe het niét moet, dat toneelspelen. Dat scheelt een slok op een borrel. De rest is zoeken en ploeteren en prutsen.

René Lobo is een groot leraar in de toneelspeelkunst. Een van de laatste, misschien wel dé laatste maestro ook in het leren spelen van verzen, het jongleren met cesuren en enjambementen. Lobo: ‘Het is een oefening. Al speel je later nooit meer één regel Vondel of Racine. Verzen zijn goed voor die primaire vraag aan de acteur: wat kom je doen, wat deel je mee? Niet een tekst fladderdefladder afleveren. Maar altijd met verantwoordelijkheid. Naar die tekst. En naar je tegenspeler. Hier, deze zin is voor jóu. Want ik hou van jóu. Ik haat jóu. Ik kan jóu wel doodmaken.’

Hemelvaartsdag 2014. Op zijn drukbezochte afscheid van de school en van alle (aspirant-)toneelspelers die zijn striemende en liefdevolle blik hebben gekoesterd (altijd, nooit niét, was dat wederzijds, René Lobo is trots gebleven dat hij ze mee mag maken, de groeistuipen van zijn pupillen), spreekt een collega nog eens over een van de definities van het loboïaanse ‘stukkie spelen’: ‘Denken met je kloten. Dat is de publieke liefdesverklaring aan dié cultuur die niet meteen te doorgronden is, aan dié taal die zich niet direct laat verstaan, aan dié schoonheid die om inspanning vraagt. Voor de vorm die niet slechts verpakking is van de hartstocht, maar evenzogoed de levensvoorwaarde ervan. Want passie is nooit “ongeveer”.’

Op de snijdend koude ochtend van zaterdag 7 februari 2015 waarop René Lobo in de bomvolle Stadsschouwburg van Amsterdam voorgoed afscheid neemt van alle dierbaren is actrice Halina Reijn de tolk van al zijn toneel-exen: er is een beetje troost, want er zitten stukjes van de leraar Lobo in alle door hem vooruit geschopte talenten, in al zijn leerlingen, in die menigte toneelspelers die ons tot in lengtes van overvolle toneelavonden en inspirerende theaterjaren zullen laten gloeien en lachen en stuiteren.

Maestro Lobo mag dan dood zijn, de toneelspeelkunst leeft. En dat is mede dankzij hem.


Beeld: René Jesserun Lobo (Toneelacademie Maastricht)