Het onbewuste speelt een rol bij het ontstaan van verslavingen. ‘Wetenschappelijk gezien zijn er goede redenen om alcohol- en middelengebruik uit te stellen tot de volwassen leeftijd.’ In Slaaf van het onbewuste: Over emotie, bewustzijn en verslaving legt Reinout Wiers, universitair hoofddocent klinische psychologie aan de Universiteit van Maastricht en bijzonder hoogleraar aan de Radbout Universiteit Nijmegen, dat nader uit.

De capaciteit van het onbewustzijn is naar schatting 250.000 keer zo groot als dat van het bewustzijn. Een groot gedeelte van ons gedrag wordt dus gestuurd door processen waarvan we ons niet of nauwelijks bewust zijn.

Ook bij alcoholverslaving speelt het onbewuste een belangrijke rol: het is het gevolg van een verstoring in de balans tussen de twee systemen die onze beslissingen beïnvloeden: het reflectieve regelgestuurde systeem en het impulsieve associatieve systeem. Het reflectieve systeem van een verslaafde weet dat het niet goed is om verslavingsgedrag voort te zetten. Zijn gedrag is echter onder controle van het impulsieve systeem gekomen omdat de hersenen van een verslaafde zich hebben aangepast aan het gebruik van alcohol. De snelheid ervan is afhankelijk van genetische factoren: bij kinderen van alcoholisten gaat dit bijvoorbeeld sneller.

Hoe meer en hoe vaker je drinkt, hoe gevoeliger je beloningssysteem wordt voor drank. Een omgeving waar vaak alcohol wordt geschonken, het zien, ruiken of horen van iets wat je aan drinken doet denken: het heeft een steeds sterkere opwindingsreactie tot gevolg. De neiging tot gebruiken wordt steeds sterker. Tot het moment dat het systeem bij alleen de gedachte aan drank al reageert alsof er iets van levensbelang gebeurt. Deze overdreven opwindingsreactie is langdurig en misschien zelfs permanent. Iemand die ooit verslaafd is geweest zal hier altijd gevoelig voor blijven.

Ook de werking van de buitenste hersenschors, die een rol speelt bij de afweging van verschillende beloningen, wordt beïnvloed. Hoe meer en vaker je drinkt, hoe minder belang je aan andere beloningen hecht. Iemand die verslaafd raakt, besteedt steeds minder aandacht aan eten – alcoholisten zijn vaak ondervoed – persoonlijke verzorging en relaties. Hier komt nog bij dat zijn hersenen zo gewend raken aan een bepaald alcoholniveau dat ze zonder drank minder actief zijn. Het gevolg: een apathische en negatieve stemming als je niet (meer) gebruikt. Die neurale aanpassingen zorgen ervoor dat iemand steeds minder controle over zijn alcoholgebruik heeft en dat zijn motivatie om er controle over uit te oefenen ook aangetast wordt.

Vaak ontstaat de wens tot stoppen pas als de problemen als gevolg van het verslavingsgedrag onoverkomelijk worden. Maar op dat moment, meestal na jaren van gebruik, is het vermogen om impulsen te beteugelen al ernstig aangetast. Niet alleen de snelheid waarmee iemands hersenen zich aan het gebruik van alcohol aanpassen is genetisch bepaald. Ook karaktertrekken die van invloed zijn op iemands kwetsbaarheid tot het ontwikkelen van een verslaving, zoals de drang tot sensatie en impulsiviteit, zijn dat. Maar of een verslaving zich ontwikkelt hangt niet alleen af van de genetische achtergrond. Opvoeding, milieu, vriendengroep et cetera spelen ook een belangrijke rol. De vraag is echter in hoeverre iemand vrij is in zijn keuze voor deze factoren: je kiest je ouders niet uit, noch de omgeving waarin je opgroeit.

In 2003 had op twaalfjarige leeftijd bijna de helft van de scholieren (47 procent) al eens een glas alcohol gedronken, op vijftienjarige leeftijd drinkt de helft al wekelijks alcohol (52 procent). Dit is vergeleken met scholieren uit andere landen veel en vaak. Waar 25 procent van de Nederlandse jongeren de afgelopen maand tien of meer glazen alcohol dronk, geldt dit slechts voor 1 procent van de Zweedse en 4 procent van de Amerikaanse jongeren. Ondanks een wettelijk verbod kunnen scholieren onder de zestien jaar gemakkelijk aan alcoholhoudende dranken komen. In 2004 gaf een kwart van de twaalf- tot zestienjarigen aan wel eens alcohol te kopen.

Reinout Wiers maakt in Slaaf van het onbewuste duidelijk dat overmatig alcoholgebruik tot blijvende veranderingen leidt in de hersengebieden die controlerende processen sturen. Deze gebieden zijn in jeugd, pubertijd en op jongvolwassen leeftijd nog volop in ontwikkeling. Juist in deze tijd piekt het gebruik van allerlei middelen die op deze hersenprocessen inwerken. Het gevolg is dat de invloed van impulsieve processen sterker wordt en het vermogen om dergelijke impulsen te controleren afzwakt. Met andere woorden: dat de mogelijkheid om rationele, bewuste keuzen te maken afneemt.

Op grond van deze cijfers is het duidelijk dat er iets moet gebeuren. Maar wat? Uit onderzoek in landen als Zweden en Amerika blijkt dat strenge regels effectief kunnen zijn. Paternalisme is wellicht niet louter betuttelend.