In de babyjaren van het moderne terrorisme, in 1894, probeerden verbaasde Londense rechercheurs een zwaargewonde, 26-jarige Fransman te ondervragen op het pad onder de sterrenwacht van Greenwich. Deze Martial Bourdin had zichzelf kennelijk opgeblazen terwijl hij met een bom onderweg was naar het Koninklijk Observatorium? Bourdin weigerde te spreken, en stierf aan zijn verwondingen. De rechercheurs ontdekten al snel dat hij zich bewoog in een vage groep anarchisten, maar dat verhelderde weinig over wat hij precies met zijn daad had willen bereiken. Dat zou ook nooit duidelijk worden. De schrijver Joseph Conrad noemde het jaren later ‘een met bloed bevlekte dwaasheid van zo’n onzinnige soort dat het onmogelijk was om haar oorsprong met een redelijk of zelfs onredelijk denkproces te doorgronden’.
Luisteren: De Groene bij OVT over Conrad
Dat was een curieuze en duidelijk onware bewering. Want Conrad schreef dit in een voorwoord van The Secret Agent, een roman die volledig was opgehangen aan dit voorval in Greenwich. Conrad leende niet alleen de simpele feiten van de mislukte aanslag, maar weefde er ook een verhaal omheen met verschillende personages. Onder hen het meesterbrein Mr. Vladimir, die omstandig en volstrekt helder het belang uitlegt van een aanslag op de sterrenwacht (waarover later meer).

Conrad leek nogal bevreesd te zijn dat hij voor anarchist of terroristenvriend zou worden uitgemaakt. Niet alleen in het genoemde voorwoord, maar ook in persoonlijke brieven en andere schrijfsels bagatelliseerde hij het belang en de diepgang van zijn boek – zeer ontypisch en nogal ongeloofwaardig voor de diepzinnige en politiek betrokken schrijver. ‘Het hele ding is oppervlakkig en is alleen maar een verhaal’, schreef hij bijvoorbeeld aan zijn uitgever, nog voor het ding de drukpers op ging. Voor de zekerheid gaf Conrad The Secret Agent als ondertitel ‘A Simple Tale’ mee.
Maar The Secret Agent zou niet worden gelezen als een niemendalletje. Na een trage start (tussen 1907 en 1914 werden er in Groot-Brittannië en de VS maar drieduizend exemplaren van verkocht) zou het boek in de loop van de twintigste eeuw steeds meer gewicht krijgen als vooruitblik op een door terreur geplaagd tijdperk. The Secret Agent zou keer op keer nieuwe adaptaties krijgen: alleen al in de zeventien jaar van deze eeuw als opera (in drie verschillende versies), toneelstuk (twee maal), hoorspel en tv-miniserie. Het boek werd al in de jaren dertig verfilmd door Alfred Hitchcock, kreeg een Hollywood-versie in de jaren negentig en maar liefst vier verschillende bbc-adaptaties.
Bij al deze bewerkingen werd de plot van The Secret Agent aangepast aan de tijd. Hitchcock maakte er in zijn platte verfilming (in 1936) een aanval van Duitsland op Groot-Brittannië van, de jaren-negentigversie refereerde (in ieder geval in de ogen van recensenten) aan de ira. In de nasleep van 9/11 werd het boek (volgens Slate Magazine) een van de drie meest geciteerde literaire werken in de Amerikaanse media. De miniserie van vorig jaar kwam op het scherm een paar dagen na de aanslag met een gehuurde vrachtwagen in Nice. Collectief beschreven Britse en Amerikaanse media The Secret Agent in het licht van Islamitische Staat, als een boek dat uitermate relevant was voor deze tijd.
Maar waar zit die relevantie dan precies? In The Secret Agent is de naamgever van het verhaal Adolf Verloc, de eigenaar van een winkel in ‘shady wares’ (pornografie en voorbehoedmiddelen). Verloc is ook de legendarische Δ, die de ontwerpen stal van een nieuw stuk Frans geschut en nu agent provocateur in dienst van een buitenlandse ambassade (waarschijnlijk Rusland) die diep in de anarchistische kringen van het Britse eiland is geïnfiltreerd. Dat klinkt indrukwekkend, maar Verloc en de anarchisten waaronder hij zich begeeft zijn door Conrad als een onwaarschijnlijke collectie losers neergezet: heel dik of heel dun, met slechte tanden, verwaand en lui, pedante taal uitslaand vanwege het comfort van een rijke vrouw of doelloos rondhangend in drankholen.
Verlocs vrouw Winnie is veel jonger dan hij en loyaal aan haar man omdat hij haar moeder en haar autistische broer onderdak geeft in zijn huis. Deze jongen, Stevie, is snel opgewonden en makkelijk verontwaardigd te maken over een of ander onrecht. Dat zal Verloc goed van pas komen als hij voor het eerst in jaren naar de ambassade wordt geroepen en daar opdracht krijgt om zijn naam als agent provocateur waar te maken. Druipend van minachting eist Verlocs nieuwe chef, Mr. Vladimir, dat zijn agent binnen een maand een aanslag pleegt op de sterrenwacht.
De Britten zullen denken dat anarchisten de aanslag hebben gepleegd, en zullen samen met Rusland hard tegen de anarchisten optreden. Nu doen de Britten dat volgens Vladimir niet omdat ze een absurde ‘manie’ voor vrijheid hebben. Een radicale daad moet de lamlendige Britse middenklasse uit haar apathie wakkerschudden. Maar daarvoor volstaat een vulgaire aanslag op mensenlevens niet, en de symboolwaarde van het opblazen van een museum, een theater of een kerk is niet voldoende. ‘Elke krant heeft pasklare zinsneden om zulke manifestaties weg te verklaren’, stelt Vladimir.
Om werkelijk schokkend te zijn moet een gewelddaad krankzinnigheid uitstralen, iets heiligs schenden. En de religie van de moderne tijd, analyseert Vladimir, is de wetenschap. Zoals gesymboliseerd in de sterrenwacht van Greenwich, het nulpunt voor de tijdzones van de wereld, de scheidslijn tussen oost en west. Het oplazen daarvan ‘combineert de grootste behoedzaamheid voor mensenlevens met de meest alarmerende vertoning van woeste imbeciliteit’. De apathische middenklassen en hun woordvoerders (journalisten en politici) zullen harde actie eisen en de hamer van de staat laten neerkomen op de anarchisten.
Lang verhaal kort: de actie mislukt (dit wordt al snel in het boek duidelijk) omdat Verloc het zijn naïeve en simpele zwager laat opknappen. Onder het Observatorium struikelt die op zijn eigen bom.
Er volgen nog vele verwikkelingen met een inspecteur, zijn commandant en diens minister, verschillende anarchisten, waaronder een opportunistische vrouwenversierder en een nihilistische, darwiniaanse bomdrager (‘de Professor’), en dramatiek tussen Verloc en zijn vrouw. Dit alles met uitvergrote, theatrale karakters en dramatiek, en stilistisch minder bloemrijk dan sommige eerdere romans.
De meeste beschouwingen die The Secret Agent aanraden als een urgente parabel voor het heden gaan niet erg de diepte in. Ze laten doorgaans het boek voor wat het is en focussen op twee zaken. Ten eerste een passage waarin Vladimir de Britse vrijheidszin laakt. ‘Dit land is absurd in zijn manie voor individuele vrijheid’, werpt hij Verloc voor de voeten. Vooral Amerikaanse media vinden dat een bloedstollende zin. The Wall Street Journal schreef bijvoorbeeld vorig jaar dat ‘deze ene uiting voldoende zou moeten zijn om iedereen te overtuigen van de angstaanjagende relevantie van Joseph Conrads roman’. De WSJ weidt verder niet uit over die angstaanjagende relevantie. Kennelijk is het genoeg dat er een buitenlandse spion figureert die iets misprijzends over Vrijheid zegt – en een hekel aan vrijheid is immers wat terroristen tot terroristen maakt.
Ten tweede de symboliek van de terroristische aanval op het Observatorium. Het conservatieve Amerikaanse tijdschrift National Review vergeleek die symboliek met de aanval van al-Qaeda op het wtc en de plundering van Rome door de barbaren. In al die gevallen betreft het ‘nationale hoofdkwartieren en totems die de angst en toorn oproepen van degenen in de wereld die zichzelf tekortgedaan voelen’. Dat is om meerdere redenen een belachelijke vergelijking, maar relevant is hier vooral dat het motief uit The Secret Agent hiermee wordt verdraaid. Verloc is immers geen anarchist, vertoornd door de totem van de vijand, maar een geheim agent die zich voordoet als anarchist, en die onder valse voorwendselen een overreactie wil uitlokken van de autoriteiten in Engeland. Zijn (beoogde) aanslag is, in hedendaagse termen, een false flag operation, bedoeld om iemand anders de schuld te laten krijgen.
Als analogie voor het heden is The Secret Agent dan ook vooral een waarschuwing om bij een aanslag de reflex te onderdrukken van hard optreden, roepen om het verdedigen van de vrijheid, enzovoort, en de achterliggende motieven van de aanslag te doorgronden, te doorgronden of onze woede wordt geëxploiteerd. The Secret Agent moedigt als het ware complottheorieën aan. Toen het boek in 2009 in de VS werd uitgegeven, schreef literatuurwetenschapper Tanya Agathocleous in de inleiding: ‘Met zijn samenzweerderige plot en cynische stellingname werpt The Secret Agent waarschijnlijk meer licht op de logica van hen die geloven dat de Amerikaanse regering achter de aanvallen op het wtc zat om haar eigen agenda te dienen, dan op de psychologie van de 9/11-terroristen.’ Indeed. En geplakt op het nu werpt het boek dan ook meer licht op Saoedi-Arabië en andere landen waar de steun of wortels voor IS vandaan komen dan op de psychologie van de terroristen zelf.
Toch is ook die psychologie in The Secret Agent te vinden. Het boek toont namelijk een terreuraanslag die niet door getrainde fanatici wordt gepleegd, maar door losers, eenlingen, amateurs, die worden gemanipuleerd en aangemoedigd door anderen. Hun grote acties komen eerder voort uit kleine motieven: doelloosheid, hebzucht of angst om inkomen te verliezen, domheid. Conrad lijkt te beschrijven dat grote terreur zijn wortels kan hebben in klein handelen en in kleine geesten. Ook in dat opzicht is The Secret Agent in tijden van IS nog steeds niet verouderd.