Als deelnemend lid van de pvda vind ik in mijn omgeving weinig begrip. Als ik aan de borreltafel probeer uit te leggen waarom het kabinet, dat mijn gehoor meestal op z’n minst half goed vond, wel enige beloning verdient, of, principiëler, dat een sociaal-democratische beginselpartij onmisbaar is, krijg ik vragende blikken. De pvda? Die partij is immers al bijna dood, toch? Maurice de Hond zegt het. pvda-kiezers lopen massaal weg. Andere peilingen bevestigen het. Iedereen zegt het. ‘Ze hebben maar tien zetels.’ De virtuele werkelijkheid van de peilingen is de echte werkelijkheid geworden.

Peilingen zijn langzaam werkend vergif. Tandenknarsend moesten pvda’ers toezien hoe hun partij omlaag werd gepraat. Vanaf het begin is de deal met de vvd door De Hond, met roeptoetersteun van De Telegraaf, geframed als uitverkoop. Terwijl peilingen niets meer zijn dan een momentopname van een gemoedsstemming, zeker in De Honds variant, gaan ze het denken beïnvloeden. Ze worden vertaald in zetels, alsof er in het eerste jaar van een regering al afgerekend moet worden.

Ze plaatsten Diederik Samsom in het defensief en als één ding zijn toekomst bepaalde, dan was het dat Samsom dat liet gebeuren. De Hond creëert een virtuele werkelijkheid en als je daarin meegaat word je zijn speelbal. Burgers kijken niet meer naar wat er werkelijk gebeurt maar naar wat de peilingen zéggen dat er is gebeurd. Zo heeft de pvda zich de put in laten praten.

Wat ooit leuk was, is uit de hand gelopen. De Hond heeft een invloed gekregen die disproportioneel is met de informatie die hij heeft te bieden. Hij presenteert zijn cijfers met veel bombarie en mag ze vervolgens als zelfbenoemd exegeet verklaren. Hij kan het frame nog eens framen. Ik verwijt hem dat niet, zijn beroep is publiciteit genereren en hij geniet van zijn invloed. Het is onze fout dat hij die invloed heeft. Het is tijd om die wekelijkse peilingen gewoon, met een zwiepend armgebaar, te negeren.

Het is tijd om die peilingen gewoon, met een zwiepend armgebaar, te negeren

Afgelopen weekend hield Dick van Eijk in NRC een pleidooi voor peilingen, meer peilingen, oneindig veel peilingen. De crux van zijn argument is, geloof ik, dat peilingen belangrijk zijn omdat ze beïnvloeden hoe kiezers naar de verkiezingsstrijd kijken. Ze worden beïnvloed. Het lijkt mij een circulair argument. Peilingen zijn belangrijk omdat peilingen belangrijk zijn. Als bewijs voert hij aan hoe de peilingen in 2012 er een tweestrijd tussen pvda en vvd van maakten waardoor kiezers besloten niet meer naar partijprogramma’s te kijken, maar in die tweestrijd te participeren. Hij heeft gelijk en toont meteen het probleem.

Ik zal niet de Don Quichot zijn die tegen peilingen ten strijde trekt. Ze zijn er en we raken ze niet meer kwijt. De vraag of ze juist zijn en wat ze precies weergeven, is niet zo belangrijk, want hoe dan ook beïnvloeden ze de burger. Doet het er wat toe dat de peilingen de pvv al twee jaar lang de grootste maken? Feitelijk niets, maar het verarmt de discussie als Wilders kan blijven roepen dat de regering die er zit niet de kiezers vertegenwoordigt, een klein opstapje naar zijn zelfdiskwalificatie als nep-parlementariër.

Het ondermijnt de legitimiteit van onze gekozen volksvertegenwoordiging en de door de meerderheid gesteunde regering als die voortdurend wordt aangevochten op basis van peilingen. Peilingen stinken. Niet omdat ze niet de mening van de gepeilde burgers weergeven, dat doen ze vast wel. Maar wat doet die mening van een burger op een willekeurig moment ertoe? Peilingen worden veel te belangrijk gemaakt. Een minister doet iets wat hij heeft aangekondigd en waarvoor hij is gekozen. De peiling zegt dat het impopulair is. So what? Ik had gewild dat Samsom de afgelopen jaren daarover vaker wat had gezegd.

Mijn lijsttrekker heeft zich nog niet aangemeld als minister-president. Wilders, Rutte, Klaver en Pechtold zijn minder bescheiden. De verklaring waarom iedereen behalve Asscher (en Roemer die vorige keer zijn lesje leerde) minister-president wil worden, schijnt te zijn dat je die ambitie moet uitdragen om in ‘de peilingen’ mee te kunnen doen. Peilingen beslissen: alleen de top-vierpartijen, een arbitrair getal, volgens een aantal arbitraire peilingen op een bepaald, arbitrair moment, mogen hun lijsttrekker indienen voor het minister-presidentdebat. Laat ik eens een boude uitspraak doen: de nieuwe minister-president zit niet bij de vier die gaan debatteren. Ik zou mijn partijleider aanraden daarvan uit te gaan. Het zou hem bijna net zo slim maken als de slimste mens van Nederland.

Als eenvoudig partijlid uit Amsterdam hoop ik dat mijn partijleider zich niet gek laat maken door die peilingen. Zelfs niet, of juist niet, als hij niet aan dat debat mag meedoen. Zie het als een buitenkans. Dat rtl-debat kon wel eens heel andere gevolgen hebben dan de deelnemers denken. Ik zie een gerede kans dat ze allemaal door het ijs zakken of terechtkomen in een zielloze kibbelpartij, of met Wilders op stormkracht, een vulgaire scheldpartij. Ik heb zo’n vermoeden dat kijkers daar vier mannen zien staan die ze geen van allen als minister-president willen hebben.

Ik hoop dat Asscher de gelegenheid pakt om zich te laten zien, buiten dat debat. Dat hij duidelijk maakt dat er meer is dan baasjes die de baas willen worden, namelijk een programma, een visie. Asscher heeft een kans om boven die kakofonie uit te stijgen. Maak van je zwakte je kracht. Dumpen die peilingen, doe je eigen ding.