Wouter Koolmees Minister van sociale zaken en Werkgelegenheid D66 Tijdens het vragenuurtje in de Tweede Kamer Politiek. ©  Peter Hilz /HH

Nadat de FNV vorige week het pensioenakkoord toch niet had goedgekeurd, verscheen er een erg chagrijnige minister Wouter Koolmees op de televisie. Pensioenen zijn z’n hobby, en hier heeft hij jaren voor gewerkt. In het akkoord gaat de fictieve rekenrente van tafel, kortingen worden nu vermeden maar komen later net zo goed nog, de belofte van een vast pensioen moeten we loslaten. Ik denk dat veel mensen niet precies begrijpen waarom we daar blij mee moeten zijn.

Wat in het akkoord intussen onbenoemd blijft, zijn de kosten van het huidige stelsel. Nederland heeft in de loop van de tijd zo’n twee keer het bruto binnenlands product gespaard in de pensioenpot, meer dan enig ander land. Dat wordt allemaal ‘beheerd’. Het kapitaaldekkingsstelsel is immers zo ingericht dat we ons geld eerst op de financiële markten investeren, voordat we het onszelf uitbetalen als pensioen. Op de ongeveer 31 miljard euro pensioenuitkeringen per jaar wordt 8,4 miljard euro betaald aan uitvoeringskosten (één miljard), bonussen (twee miljard) en transactiekosten. De cijfers komen uit het boek Waar blijft mijn pensioen? Hoe ons pensioenstelsel uw pensioen ondermijnt van Martin ten Cate.

Een kwart van wat gepensioneerden ontvangen gaat dus naar vermogensbeheerders en adviseurs. Die bonussen komen bij misschien duizend mensen terecht, gemiddeld twee miljoen per persoon en reken maar dat de top er meer uitsleept. Allemaal voor ons pensioen. Het alternatief voor een kapitaaldekkingsstelsel is een omslagstelsel. We betalen onszelf dan pensioen uit zonder tussenkomst van vermogensmarkten, direct van werkenden naar gepensioneerden. De AOW wordt zo gefinancierd; het kost slechts honderd miljoen per jaar aan uitvoeringskosten.

Jazeker: er is een sector ontstaan rond die enorme spaarpot

Er is een aantal redenen om serieus over meer (veel meer) omslag in de Nederlandse pensioenen na te denken. Nederland heeft ‘lange balansen’: veel schulden en veel vermogen, waaronder die enorme pensioenvermogens. Daardoor beweegt de economie heftig mee met de financiële markten. We zijn er kwetsbaar door, zoals we in de lange stagnatie 2009-2014 gemerkt hebben – geen ander rijk Europees land stagneerde zo lang. Een tweede reden is de rente. Die blijft volgens alle verwachtingen nog heel lang heel laag, of zelfs negatief. Zo valt het voordeel van sparen helemaal weg. En de derde reden zijn die hoge kosten.

Ten Cate rekent voor dat we met een omslagstelsel een vast pensioen van zeventig procent van het inkomen kunnen financieren, dat bovendien geïndexeerd is. De tegenwerping, dat dit met de vergrijzing onhoudbaar is, beantwoordt hij met demografische projecties van het CBS. Tien procent van de pensioenpot die we nu hebben zou volgens hem genoeg zijn om een ‘vergrijzingshobbel’ tussen 2030 en 2050 – er zijn dan weinig werkenden vergeleken met het aantal ouderen – over te komen. Negentig procent van de pensioenpot is dus niet meer nodig; we kunnen de groei van de pensioenpot jaarlijks uitkeren of op andere manieren inzetten. Allemaal zonder de kwaliteit van onze pensioenen aan te tasten, stelt Ten Cate.

Het boek werd in september 2019 aan de Nyenrode Universiteit gepresenteerd, in aanwezigheid van minister Koolmees en vertegenwoordigers van de pensioensector. Het viel dood. Er kwam nauwelijks een gesprek op gang. De minister reageerde lauw. De reacties na de pauze van de pensioenspecialisten waren nietszeggend. Voor een boek dat zo’n fundamenteel punt aan de orde stelt, was deze lauwe reactie verbijsterend. Dat de gemiddelde Nederlander een beetje glazig gaat kijken bij dekkingsgraden en omslagstelsels is te begrijpen, maar dit waren de mensen die erover gaan.

Inhoudelijk heel vreemd, maar best te begrijpen als je bedenkt waar die 8,4 miljard aan kosten naartoe gaan. Naar vermogensbeheerders in Londen en New York, maar ook naar de Nederlandse pensioensector. Jazeker: er is een sector ontstaan rond die enorme spaarpot. Minister Koolmees praat nooit serieus over het afbouwen van het kapitaaldekkingsstelsel, maar zit in plaats daarvan om de tafel met de pensioensector… die leeft van het kapitaaldekkingsstelsel. Hij heeft dus niet de ruimte om onbevangen naar de problemen te kijken. De minister zou vooral met onafhankelijke macro-economen moeten praten. Dan kunnen we die 8,4 miljard beter besteden. Ik denk ook dat de minister er zelf een stuk vrolijker van gaat worden, want hij houdt van oplossingen.