Een parel van de Nederlandse democratie is het rondetafelgesprek in de Tweede Kamer. Fractiespecialisten worden er in openbare bijeenkomsten bijgepraat door experts. Vrijdag mocht ik deelnemen aan het gesprek ‘Hervorming pensioenstelsel’. Nederland heeft achttienhonderd miljard euro aan pensioenbeleggingen, het grootste bedrag ter wereld in verhouding tot het bbp. We betalen al sinds de jaren vijftig meer aan premies dan er aan pensioen uitgekeerd wordt (met een onderbreking in 1989-2001) en we leiden het verschil naar de financiële markten.

Die enorme pensioenpot is blijkbaar nog niet groot genoeg. Ons rolmodel is oom Dagobert: altijd bezig met een groter geldpakhuis. Premies werden hier verhoogd en indexering van pensioenen bleef achterwege, aangemoedigd door een discours van voortdurende pensioenzorgen en moeizame hervormingen. In 2010 was er een pensioenakkoord dat mislukte, in 2019 een nieuw akkoord dat tot een Pensioenwet leidde. Die gaat op 1 januari in.

Het kost ons wat, dat beleggen. In 2020 betaalden we de pensioenfondsen negen miljard euro (29 procent van de uitbetaalde pensioenen) voor beheer en beleggingslasten voor ‘money managers’ als Vanguard en BlackRock, die exorbitante winsten maken. In mei 2020 betaalde ABP alleen al aan bonussen 1,54 miljard euro. Vervolgens verhoogde ABP de premies voor 2021 ‘om de pensioenen verantwoord te financieren’, volgens de website.

Tegenover kosten staan natuurlijk baten, in dit geval de mooie Nederlandse pensioenen. Maar het gekke is dat het pensioensparen daarvoor dus niet nodig is; de premies zijn immers al decennialang voldoende om de pensioenen te betalen. Ook in een vergrijzend Nederland lijkt dat zo te blijven. Volgens demografische projecties zullen tussen 2031 en 2051 de premie-inkomsten lager zijn dan de pensioenen. Maar dat verschil zal veel kleiner zijn dan de jaarlijkse kosten die we nu aan de pensioensector afdragen, en prima te dragen voor een rijk land.

Een andere kostenpost is het beslag op menselijk kapitaal. Rond die enorme pensioenpot is een pensioensector ontstaan. Er is een legertje adviseurs, consultants, coaches, pensioenprofessors en andere raadgevers. Er is een commercieel kennisplatform (Pensioen Pro) met duizenden deelnemers. Een academisch netwerk (Netspar) verbindt zo’n driehonderd onderzoekers. Bij DNB werken 113 mensen aan toezicht, met een budget van 32 miljoen euro. De 206 pensioenaanbieders moeten bestuurd worden door capabele mensen uit bedrijven en vakbonden. Al die mensen hebben een loopbaan ‘in de pensioenwereld’ en hebben meegepraat over de nieuwe Pensioenwet. De uitkomst laat zich raden: we blijven doorsparen.

Ons rolmodel is oom Dagobert

Dan zijn er nog de macro-economische kosten. Sparen is niet alleen maar fijn. Doordat we al decennialang meer aan pensioenpremies ophalen dan er aan pensioenen uitbetaald wordt, kan er minder besteed worden en dus groeit de economie minder.

Een tweede probleem is financiële kwetsbaarheid. In 2020 had een kwart van de Nederlandse huishoudens volgens DNB-onderzoek geen veilige financiële buffer. Een op de drie Nederlandse huishoudens heeft betalingsachterstanden, een op de vijf daadwerkelijke betalingsproblemen, zo laten Nibud-enquêtes zien. Terwijl veel Nederlanders niet rond kunnen komen of te weinig financiële buffer hebben, blijven we toch meer in de pensioenfondsen storten dan nodig is voor de financierbaarheid van de pensioenen. Waarom eigenlijk?

Er is een pensioensysteem denkbaar dat al deze kosten en belangen vermijdt: een omslagstelsel, zoals de AOW. Die bedient evenveel mensen (de drie miljoen Nederlandse gepensioneerden) tegen een fractie van de kosten: niet negen miljard maar honderd miljoen euro per jaar, negentig keer minder. Er is geen beleggingspot mee gemoeid, geen money managers, geen bonussen, geen leger aan adviseurs en geen ‘AOW-sector’. Een paar ambtenaren regelen het tegen een bescheiden vergoeding.

Overgaan naar een omslagstelsel is mogelijk – Zweden deed het in de jaren negentig – en hoeft niet tot lagere pensioenen te leiden. Oostenrijk heeft een omslagstelsel. Er zijn vrijwel geen pensioeninvesteringen, ze betalen er lagere premies dan hier en genieten hogere pensioenen: tachtig procent van het gemiddelde loon.

Helaas is hier (verrassing!) in de nieuwe Pensioenwet geen ruimte voor gemaakt, en nu is het te laat. Het wachten is op de volgende pensioenhervorming – ik vermoed zo tegen de tijd dat ik met pensioen ga.