Het grote, grof gebeeldhouwde gezicht van John Berger, met die intense blik in zijn ogen en die lispelende maar toch zo vastberaden, ja, van zendingsdrang doordrenkte stem, vertelde hoe vrouwen kijken en ze zich bekeken weten. ‘Women constantly meet glances, which act like nerves, reminding them of how they look, or how they should look. Behind every glance is a judgement’, zei hij.
Het was precies vijftig jaar geleden dat de BBC Ways of Seeing uitzond en ik keek via YouTube naar de tweede aflevering van Bergers tv-serie over hoeveel meer er te zien was in westerse kunsttradities mits je bereid was er met andere ogen naar te kijken.
Zelfs wanneer ze alleen is, zei Berger, heeft de vrouw nog gezelschap van haar zelfbeeld. ‘Ze moet alles wat ze is en alles wat ze doet voortdurend tegen het licht houden omdat hoe ze verschijnt aan anderen – en vooral hoe ze verschijnt aan mannen – cruciaal is voor dat wat doorgaat voor het slagen van haar leven.’
Een hedendaags oor herkent er wellicht mansplaining in. Onterecht, denk ik. Want de woorden waren, zo helder en zo hard uitgesproken door een man, zo duidelijk niet in de eerste plaats bedoeld als inzicht in of begrip voor de vrouw, maar als les voor die andere, onwetende helft van de soort.
Een paar uur later zat ik weer – of misschien gewoon nog steeds – op YouTube en zag ik hoe een andere man met een groot en meer geboetseerd gezicht vertelde hoe verschrikkelijk hij het vond, wat die jonge vrouwen naar verluidt was overkomen. Een man die wellicht in verlegenheid gebracht zou zijn door wat hij net als de kijker even eerder had gezien, ware het niet dat hij de verlegenheid al lang leek te zijn verleerd. Een man wiens macht in medialand ongeëvenaard was, maar een man voor wie macht een kwestie van instinct was, niet iets wat hij zelf volledig leek te doorgronden. Een man die slechts met moeite verschillende gradaties van ondergeschiktheid leek te kunnen onderscheiden. Een man die al zo lang door niemand was tegengesproken dat hij volledig samenviel met zijn eigen perspectief – dat is immers hoe macht corrumpeert: het ontslaat je van de noodzaak je in een ander te verplaatsen. Een man die dacht dat hij respectvol klonk als hij sprak over ‘dames’.
Iets zeggen en niets zeggen deed hij met schijnbaar hetzelfde gemak en soms zelfs op hetzelfde moment. Slachtoffers kon hij toespreken met een van paternalisme doordesemde empathie. Wat zou hij tegen daders willen zeggen? Of ze soms ziek in hun hoofd waren, zei hij. ‘Ben je verder oké?’
De enige moraal die hij zich leek te herinneren was dat het goed is om mensen een tweede kans te geven, dat je je aan dat excuus eigenlijk nooit een buil kunt vallen. En verder was het wellicht een idee om een werkgroep te vormen. Een werkgroep met vooral vrouwen.
De leegte was immens maar schokte ons niet, we herkenden hem: het was de leegte die al zo lang we ons konden heugen onze schermen vulde.
Dat iedereen het zo opzichtig beter wist dan John de Mol, dat was toch ook wel vermoeiend, verzuchtte iemand een dag later. Dat het natuurlijk allemaal terecht was, maar dat hij uiteindelijk niet degene was die mensen had misbruikt. En toch, dacht ik, gaat het hier om hem. Bouali en Borsato mogen dan de smeerlappen zijn, hij heeft zichzelf in één klap tot symbool van het veel grotere probleem gemaakt.
‘Vrouwen hebben kennelijk een soort schaamte’, zei De Mol: ‘Ik weet niet wat het is, ik wil me er graag in verdiepen, want pas als je het snapt kun je er wat aan doen, om te kijken hoe we dat kunnen oplossen. Maar ik kan het nu alleen maar verwoorden in een oproep: praat! Zeg het!’
Het contrast was zo onvoorstelbaar groot met de jonge vrouw die nog maar even eerder alleen als silhouet in beeld was geweest, maar die als louter een schaduw, en met het soort vervormde stem dat in iedere andere context dan degene waarin we hem altijd tegenkomen komisch was geweest, eindeloos veel meer menselijkheid had uitgestraald.
‘Toen heeft hij seks met mij gehad’, zei ze. Daarin zat het allemaal, dacht ik. Die vreemde, passieve verwoording – omdat de simpelere woorden zoveel moeilijker zijn om uit te spreken.
Even later gebeurde het dan toch, en haar laatste moment van vertwijfeling deed misschien het meeste pijn.
‘Acht jaar geleden deed ik mee aan The Voice en toen heeft Ali B mij… mag ik… kan ik verkracht zeggen? Het voelt niet oké om dat te zeggen maar…’
‘Waarom niet?’
‘Omdat het… ehm… het voelt alsof verkracht erger is dan wat er met mij is gebeurd.’
‘En wat is er bij jou gebeurd?’
‘Wel dat… eigenlijk. Maar ik vind het lastig om het zo te noemen.’
‘Om wille van jou of om wille van hem?’
‘Van hem.’
‘Wat zou het verschil eigenlijk zijn dan?’
‘Ik weet het niet, maar ik heb gewoon nog altijd het idee dat het… dat het mijn eigen schuld is geweest, nog steeds. Dus als ik het dan zeg dat ik bang ben dat ik iemand vals beschuldig omdat ik bang ben dat hij gaat zeggen: dat is niet wat het was… Maar dat is wel wat het was.’
Het was een gesprek over #MeToo geweest dat haar een ander perspectief aanreikte. Een perspectief waarin schaamte ruimte kon maken voor woede.
Op Twitter regende het intussen waarschuwingen. ‘Elke vrouw ooit herkent alles in deze video’, schreef iemand – en de knoop in mijn maag trok zich strakker. Nog strakker.