Als ze in Nederland zijn, staan ze bij het Rijksmuseum of op het Leidseplein: vijf koperblazers uit Sint-Petersburg. Ik geloof dat heel Nederland ze nu wel zo'n beetje kent. Ze zijn bij Reiziger in muziek van de VPRO geweest en bij Paul de Leeuw, en een paar keer op de radio. Je kunt ze ook op je feestje uitnodigen, of op bruiloften; je moet dan fatsoenlijk betalen en voor voldoende drank zorgen, want zonder drank spelen ze minder goed. Als ik in Amsterdam was, bivakkeerden de blazers in mijn appartementje. De eerste keer dat ze bij mij zouden logeren had ik ze vooruitgestuurd met de sleutel en een routebeschrijving. Ze vergisten zich in de etages: wat overal in de wereld de begane grond heet, noemen de Russen de eerste etage en van daar af tellen ze verder. Daarom liep het orkestje, zeulend met tuba’s, trombones, trompetten en luid Russisch pratend, om drie uur ‘s nachts bij mijn buren naar binnen. Ze trokken het licht aan, groetten beleefd mijn buurman die rechtop in zijn bed zat en ploften neer op diens bank. De buurman wist met enige moeite duidelijk te maken dat hij geen logé van mij was en de muzikanten stommelden beschaamd een trap verder omhoog.
Nu rent de tubaïst door Sint-Petersburg om een nieuw kwintet bij elkaar te scharrelen. Hij had alle reispapieren voor elkaar, maar de trompettisten hebben zich met de drank op een onbekende plek verschanst. Dat was niet de afspraak.
Omdat vorige keer alle verdiensten nog vóór de terugkeer waren opgedronken, besloten de blazers zich ditmaal te prepareren voor een alcoholvrije tournee. Toen de trombonist in het Botkin-ziekenhis lag met leverproblemen ('Zoek hem niet op!’ waarschuwde de tubaïst, ‘je hoeft alleen maar de deurklink van het Botkin vast te pakken en je hebt hepatitis a t/m z!’) lieten de anderen zich inenten tegen de alcohol met een ‘torpedo’ (een injectie met een onduidelijk wondermiddel), lagen ze uren aan een infuus bij de hypnotiseur en lieten ze zich iets griezeligs onder de huid naaien: alle methoden garanderen dat je bij één druppel alcohol genadeloos onderuitgaat of zelfs sterft. De trompettisten zijn desondanks aan de wandel gegaan. En ze leven nog steeds.
In de Sint-Petersburgse muziekkringen drinken alle koperblazers, en als ze niet drinken, is dat omdat ze ervoor behandeld zijn. Een hoornist nodigde mij eens uit in de orkestbak van het opera- en balletorkest waarin hij speelde. Naast de muziekstandaards stonden halve-literflesjes wodka. ‘Alleen het koper en het slagwerk kunnen drinken’, zei de hoornist. Hij wees naar een deurtje onder het podium, waarachter de opslagplaats van het slagwerk was. ‘Vroeger zaten daar blote meiden met drank op ons te wachten. Daar kon je dan heen als je even niets te spelen had; bij die opera’s zit je je soms passages lang te vervelen.’ Hij keek dromerig naar het deurtje, Er zat nu een hangslot op: discipline moet er wezen, had de directie besloten.