In Korea gebruiken ze suiker om de aroma’s aan elkaar te knopen.
Ik heb drie fazantenpoten. Knoop ze aan elkaar met een recept. Oosters, want de phazant is een oosterse vogel. Ontleent zijn naam aan de rivier de Phasis. Die nu Rioni heet en in de richting van de Zwarte Zee door Georgië stroomt. En in de oudheid de scheiding betekende tussen Europa en Azië. Waar de fazant niet vandaan kwam. Wel van veel verder weg. India misschien, of China. Mag ik dan de fazant op z'n Koreaans aanraden? Ben ik dichter bij huis dan de fazant op z'n Vogelenzangs.
Poten zijn wel eens afzonderlijk te koop. Daar slaan we onze slag. Fazantenborst laten wij aan andere borsten over. Bij fazant wordt altijd met spek gedreigd. Larderen, barderen en fantaseren. Ook dat slaan wij over.
Poten aanbraden in sojaolie. Uit de pan nemen. Ui als boven gesneden in dezelfde olie. Met drie tenen knoflook en in dikke plakken gesneden gemberwortel. Roeren tot de uien zich tot een enkele laag onder elkaar verdeeld hebben.
Poten daar bovenop. Twee rode pepers erbij, dat is bastaardbizarre westerse invloed, maar de Koreanen weten inmiddels ook niet beter meer. Om de fazant zijn eventuele Chinese afkomst niet te bruuskeren een theelepel ‘five-spice’ ook. Chinees specerijenmengsel van grote zeggingskracht. Dat mag absoluut niet overgeslagen worden. Drie eetlepels sojasaus. Japans, want ook daar werd de fazant al heel lang geleden aangetroffen. Afgestreken eetlepel zwart sesamzaad fijnstampen in de vijzel en samen met drie suikerklonten ook in de pan. Aanvullen met water tot de poten half onderstaan. Aluminiumfolie erop en de kleinste vlam verder het werk laten doen. Negen kwartier later ervoor zorgen dat de witte rijst droog en op temperatuur is en in de laatste minuut de fazantensaus opvrolijken met een hele theelepel sesamolie.
That’s all, folks!