Natuurlijk heb ik me als puber gek gelachen om Portnoy’s Complaint, inclusief de masturbatiescène met het stuk rauwe lever, waartoe in sommige necrologieën het oeuvre van Philip Roth wordt gereduceerd. En ik was vast niet het enige meisje dat door deze roman ging begrijpen hoe jongens en mannen ons zien: ‘Still can’t get over the fantastic idea that when you are looking at a girl, you are looking at somebody who is guaranteed to have on her – a cunt!’

Een hyperbool? Ik dacht (en denk nog steeds) van niet, maar Portnoy’s Complaint gaat over veel meer dan hilarisch beschreven seksuele obsessies. Het is een aanklacht tegen de eisen die in zijn tijd aan joodse jongens werden gesteld om carrière te maken, te trouwen en voor nageslacht te zorgen. En zich vooral fatsoenlijk en volgens de groepsnormen te gedragen.

De veertienjarige Alexander Portnoy moet aan zulke hoge verwachtingen voldoen dat hij er radeloos van wordt. Het is een wonder dat hij geen zelfmoord pleegt, zoals zijn buurjongen Ronald Nimkin, van wie verwacht werd dat hij concertpianist zou worden en die zich verhing in de badkamer van zijn ouderlijk huis. Zijn moeder betreurde vooral de pianolessen die aan hem verspild waren, zoals Portnoy zich woedend herinnert: ‘Mrs. Nimkin, you shit, (…) I remember you and what killed your Ronald, the concert-pianist-to-be is obvious: YOUR FUCKING SELFISHNESS AND STUPIDITY!’ Op zijn overhemd had de wanhopige maar tot het bittere eind geconditioneerde jongen een briefje gespeld met een dringende boodschap voor zijn moeder: ‘Mevrouw Blumenthal belde, neem alstublieft de spelregels van mah-jong mee voor vanavond.’

‘Alles wat hij altijd had gewild, van jongs af aan, was vrij zijn: niet zwart, zelfs niet wit – gewoon zichzelf en vrij’

Portnoy maakt zich niet van kant, maar zijn manier om zich aan het keurslijf van een opgedrongen identiteit te ontworstelen en zich vrij te kunnen voelen, is op het suïcidale af. Hoe dan ook wordt Portnoy’s Complaint bij iedere herlezing minder hilarisch en dat geldt voor veel van Roth’s boeken. Vrijwel altijd gaan ze over etnisch of gender-bepaalde identiteit. Pogingen zich aan de groepsdwang te onttrekken leiden – gewild of ongewild – meestal tot zelfdestructie.

Ook Simon Axler in The Humbling, een van Roth’s laatste boeken, slaat de hand aan zichzelf nadat hij in een identiteitscrisis is beland. Zijn lesbische geliefde laat hem alle vernederingen ondergaan waarvan vrouwen in de literatuur sinds de bijbel het slachtoffer zijn. Pas nu hij zelf als vrouw wordt behandeld, beseft hij wat seksisme betekent: ontmenselijking. Net als racisme en antisemitisme.

In The Human Stain verandert Coleman Brutus Silk van identiteit. Dankzij zijn lichte huidskleur kan deze Afro-American als witte man door het leven gaan. ‘Alles wat hij altijd had gewild, van jongs af aan, was vrij zijn: niet zwart, zelfs niet wit – gewoon zichzelf en vrij.’ Is dat een daad van zelfbevrijding door een jongen die in een bekrompen, racistische samenleving zijn lot in eigen hand wilde nemen? vraagt Roth zich af. Of is het desertie? Toen Coleman als jongeman zijn moeder kwam vertellen dat hij een blanke was geworden en definitief met haar en zijn hele verleden moest breken, verweet ze hem lafheid: ‘Je bent wit als sneeuw en je denkt als een slaaf.’ Zijn broer die actief was in de burgerrechtenbeweging noemt hem een egoïst die alleen aan zichzelf en zijn carrière heeft gedacht zonder ooit iets voor anderen, laat staan andere zwarten te doen. Maar Roth, althans zijn alter ego Zuckerman, concludeert: ‘Iemand die de moed heeft om tegen zijn moeder te zeggen: het is voorbij, de liefde is over, wil niet alleen maar blank zijn. Hij wil ertoe in staat zijn zoiets te doen.’

Aan de hand van dit in 1998 eindigende verhaal neemt Roth een eeuw Amerikaans racisme onder de loep: een eeuw van haat die haat uitlokt en families, sociale verbanden, loopbanen, mensen vernietigt. Ook Coleman Silk wordt uiteindelijk het slachtoffer van haat. Want het racisme heeft niet alleen de burgerrechtenbeweging – die voor hem te laat kwam – voortgebracht, maar ook de doorgeschoten vorm daarvan: een politiek correcte zuiveringsgolf waardoor hij alsnog wordt ingehaald. Als decaan aan een universiteit wordt hij – ten onrechte – uitgemaakt voor racist en seksist. En als de eeuw niet zo ver gevorderd was, schrijft Roth, zou hij ongetwijfeld ook communist genoemd zijn om hem te kunnen ontslaan en van zijn vrijheid van meningsuiting te beroven. De verpersoonlijking van de eind twintigste-eeuwse variant van de mccarthyistische zuiverheidswaan is in The Human Stain een vrouwelijke hoogleraar literatuurwetenschap die eist dat Silk Euripides onderwijst vanuit feministisch perspectief. Het monsterachtige portret dat Roth schetst van deze fanatieke gekkin is geen anti-feminisme. Het is een realistische weergave van de hedendaagse zuiverheidsmanie die alleen maar meer onzuiverheid naar boven haalt: politiek correcte geestdrijverij, identity politics, groepsdwang, discriminatie en uitsluiting. Tribalisme zet ieder emancipatiestreven op z’n kop.