Vandaag de dag zijn deze uittreksels voer voor analytici en vorsers - de strengen van geest die inzicht prefereren boven een warm klankbad. Want ontdaan van elk orkestraal vulmiddel blijft slechts het staketsel van een compositie over.
Twee stukken in het concert dat het Pianoduo (Gerard Bouwhuis & Cees van Zeeland) afgelopen zaterdagmiddag in de Matinee in het Concertgebouw gaf, voldeden helemaal aan deze beschrijving. Twee stukken van Stravinsky: Agon en de Psalmensymfonie. Ondanks het mallotige voetkleppertje dat in een van de deeltjes is voorgeschreven, is Agon toch al een van de meest ongenaakbare composities van Stravinsky. Immers, op late leeftijd begaf Stravinsky zich nog op het pad van de twaalftoonsmuziek. De pianoversie die de maestro zelf van deze balletmuziek maakte, is zo elementair als een röntgenfoto. Tegelijkertijd wint het stuk, juist omdat het is ontdaan van alle franje, aan kracht en scherpte.
In de Psalmensymfonie nemen de twee pianisten maar liefst koor en orkest voor hun rekening. De versie die het Pianoduo hier speelde, is een zelden uitgevoerde bewerking van Dimitri Sjostakovitsj. Sjostakovitsj heeft deze partituur zo zorgvuldig ontvleesd dat het stuk in z'n kaalheid haast kwetsbaar klinkt. Ietwat stroef maar tegelijk volkomen puur. Het hoeft dan ook geen verwondering te wekken dat Sjostakovitsj deze bewerking als lesmateriaal gebruikte.
Hoe heel anders het ook kan, demonstreert Debussy in Blanc et noir - ook al suggereert de titel wel degelijk een zekere spaarzaamheid. Debussy schreef dit werk oorspronkelijk voor twee piano’s en met een grote rijkdom aan kleuren en timbres weet hij de instrumenten te laten glinsteren en fonkelen. En in tegenstelling tot de kaalheid van de Stravinsky-bewerkingen is hier juist gul met versieringen rondgestrooid. Het resultaat is een zeer poëtische en lyrische muziek.
Het grappige van de pianoreductie van Frank Zappa’s Sad Jane, oorspronkelijk geschreven voor het London Symphony Orchestra, is dat je de instrumentatie er nog duidelijk doorheen hoort. Een zware beweging van de celli en bassen, lenige fluiten en snerpende piccolo’s - een waas van de originele instrumenten hangt over de pianoklanken. Bovendien lijkt dit sterk polyfone stuk in de pianoversie wat soepeler en minder log dan in handen van een orkest.
Dat de bezetting van twee piano’s nog altijd tot de verbeelding spreekt, bleek uit het nieuwe (nog onvoltooide) werk van Rob Zuidam voor het Pianoduo - ook al zal er in de uiteindelijke versie ook een sopraan meedoen. Anders dan in alle werken die tijdens deze middag werden gespeeld, voeren de instrumenten in For Two Pianos een dialoog met elkaar. Een tweespraak die nog wordt versterkt door nadrukkelijke contrasten tussen de twee instrumenten. Bijvoorbeeld tussen lang aangehouden akkoorden en snelle, klaterende loopjes, of eenvoudigweg tussen hoog en laag. Nu en dan versmelten de twee stemmen tot een eensgezinde beweging.
Een sobere, in modale kleuren gevatte introductie vormt de opmaat voor een briljant en zeer pianistisch stuk. Van plechtige akkoordprogressies tot virtuoos passagewerk - met een negentiende- eeuwse gretigheid exploreert Rob Zuidam het klavier waarbij hij ongetwijfeld de uitvoerders, twee onvervalste klavierleeuwen, voor ogen heeft gehad. Met passende allure vertolkten Bouwhuis en Van Zeeland deze bruisende partituur.
Piano’s als ruggegraat
Traditiegetrouw bestaat het repertoire voor twee piano’s uit kolossale orkestwerken die zijn gereduceerd tot broekzakformaat. In de negentiende eeuw was het immers praktijk om, bij gebrek aan grammofoon of andere geluidsdrager, symfonische werken voor de huiskamer toegankelijk te maken via piano-uittreksels.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1997/18
www.groene.nl/1997/18