Het waren gemoedelijke gesprekken met een schrijver die ontegenzeglijk deel uitmaakte van de plek. Zozeer zelfs dat alles wat hij aanwees bijzonder vertrouwd voelde, zelfs voor iemand die nog nooit in de zuidelijke staten van Amerika is geweest. Daar, op de veranda van zijn huis aan wat ooit bekend stond als The River Lake-plantage en waar zijn familieleden vijf generaties lang op het land werkten waar ze ooit als slaven waren begonnen, was hij thuis. Daar ook is het landschap van al zijn romans.
Terwijl andere Afro-Amerikaanse schrijvers in hun werk onderzochten wat hun rol was in een complexe, in hoog tempo veranderende wereld, keerde Gaines juist terug naar zijn geboortegrond en baseerde zijn complete oeuvre op die plek. Daarmee richtte hij een ingetogen, bedrieglijk stille wereld op. De verhalen die hij vertelt, voeren terug naar de tijd van voor de afschaffing van de segregatie, van de jaren veertig, toen zwarte vrouwen de huishoudens van blanke gezinnen bestierden en zwarte kinderen slechts vijf maanden naar school gingen, omdat ze de rest van het jaar op het land moesten werken. Maar wie denkt dat Gaines refereert aan lang vervlogen tijden, beseft al snel dat juist het tegenovergestelde aan de hand is.

Een les voor het sterven is, in zijn realiteitszin en kernachtigheid, nog onverminderd geldig. In het boek wordt Jefferson, een jonge zwarte man, ter dood veroordeeld voor een misdaad die hij niet heeft gepleegd. Een onnozele jongen die op het verkeerde moment op de verkeerde plek was en die daarvoor met zijn leven moet betalen. Het boek biedt geen goede afloop, maar onderzoekt de menselijke waardigheid in een hardvochtige wereld waarin de kaarten genadeloos oneerlijk verdeeld zijn. En hoewel het verhaal specifiek in de zuidelijke staten van voor de burgerrechtenbeweging van de jaren zestig plaatsvindt, weten we allemaal dat een jongen als Jefferson ook nu, in het nieuwe millennium, in elk deel van Amerika een gemakkelijk doelwit is van een diep bevooroordeeld rechtssysteem.
De discussie die het boek opwerpt over de ongelijke verdeling van macht, waarin witte mannen beslissen over het lot van zwarte jongens, is pijnlijk actueel. Op sociale media worden tegenwoordig talloze filmpjes gedeeld door bezorgde burgers, zowel in Amerika als hier in Nederland, van politiegeweld tegen zwarte mannen. Zelf zag ik er een waarin een jongen door een agent in de rug werd geschoten. Hij viel neer, het gezicht naar de grond. De agent liep op zijn gemak op het lichaam toe en schoot nog één, twee keer in de al stille rug. De dode jongen, zo bleek achteraf, werd aangehouden omdat hij een defect knipperlicht had. Zwarte jongens in Amerika weten één ding zeker: er is geen gevaarlijker situatie voor mannen zoals zij dan in het gezelschap van een witte, gewapende agent. Het is een reële angst die generaties teruggaat en waarvan Een les voor het sterven doortrokken is. Gaines verbindt in het boek dat historische besef met een onverbiddelijke tijdloosheid.
De spanning tussen die twee elementen doemt, hoewel in een heel andere vorm, ook op bij het personage van Jeffersons leraar, Grant Wiggins. Wiggins wordt gestuurd om de jonge Jefferson, terwijl die al op death row zit, te leren hoe hij als eervol man moet sterven. Wiggins verzet zich tegen zijn taak, die hij als nutteloos ervaart. Hij wordt gedreven door een verlangen naar individualisme en vrijheid, maar moet uiteindelijk erkennen dat hij zichzelf niet los kan zien van waar hij vandaan komt. Want wie zijn wij, als we de plek afwijzen die ons gevormd heeft? In Wiggins wordt een worsteling met identiteit getoond die volkomen herkenbaar is, juist nu, in een tijd die gekenmerkt wordt door grote migratiestromen en samenlevingen die kampen met identiteitscrises.
Gains’ diepe besef van menselijk verdriet creëert in Een les voor het sterven een sfeer van stille en altijd aanwezige dreiging. Het is een stilte waaronder het stormt. De jonge Jefferson ontkomt niet aan zijn lot, hoe onterecht dat ook is. Maar in de maalstroom van onafwendbare gebeurtenissen dringt zich een les op. Namelijk dat onze menselijkheid onlosmakelijk verbonden is aan een gevoel van eigenwaarde. Een les voor het sterven is daarmee een verhaal dat de menselijke waardigheid boven tijd en plaats verheft.
‘Ik denk dat een schrijver schrijft over waar hij deel van uitmaakt’, zegt Gaines in een interview. Ik heb een levendige voorstelling van hoe hij zijn verhalen dicteert, zittend op zijn veranda daar in dat diepe zuiden van Amerika. Uitkijkend over het landschap van zijn jeugd: de pecanbomen, de oude slavenkwartieren, het kerkje verderop waar hij als kind naar school ging en dat hij nu heeft laten opknappen. En daar, de oude begraafplaats voor zwarte bewoners. Hij heeft er al een plekje gereserveerd, las ik in een van die interviews. En ik vermoed dat hij erbij glimlachte. Als je de storm doorstaan hebt, schuilt er troost in het terugkeren.
Karin Amatmoekrim is schrijfster van onder andere Het gym en De man van veel. Beide romans zijn verschenen bij Prometheus.