De nieuwe film Denial speelt in op de huidige discussie over leugens en de waarheid met een reconstructie van een rechtszaak uit de jaren negentig waarin de Britse holocaustontkenner David Irving de Amerikaanse wetenschapper Deborah Lipstadt van smaad beschuldigt. Lipstadt schrijft namelijk in een van haar boeken dat Irving liegt wanneer hij stelt dat de nazi’s nooit massamoord hebben gepleegd in de gaskamers in Auschwitz. In het proces staan de aard en het belang van de objectieve werkelijkheid op het spel, en in die zin is deze film van de Britse regisseur Mick Jackson een belangrijke.
Twee uitstekende acteurs spelen de hoofdrollen: Timothy Spall als David Irving, een weerzinwekkende man die op confronterende wijze een aura van beschaving en cultuur uitstraalt, en Rachel Weisz, een aantrekkelijke historicus die weigert in gesprek te gaan met, zoals zij het stelt, iedereen die erin gelooft dat Elvis nog leeft of dat de aarde plat is. Het contrast tussen deze personages kan niet groter zijn; op het oog gaat het om een strijd tussen Belle en het beest. Spall, bekend van recente, uitstekende rollen als die van de Engelse schilder J.W. Turner, speelt Irving als een intellectueel die zich beroept op de principes van wetenschappelijk onderzoek en op de vrijheid van meningsuiting. Weisz’ personage is een onderzoeker die aanvankelijk een beetje lacherig doet over de bizarre beschuldigingen van Irving. Maar wanneer ze besluit aanwezig te zijn op het proces in Londen wordt duidelijk dat het om veel meer gaat dan een onderonsje tussen twee academici.

Het mooiste deel in de film, de kern van het verhaal, komt wanneer een derde personage tijdens een bezoek van Lipstadt en haar rechtsvertegenwoordigers aan Auschwitz naar voren treedt. Het is de stugge advocaat Richard Rampton (een schitterende rol van Tom Wilkinson), die weigert iets van emotie te tonen wanneer hij samen met de anderen rondloopt op de plaats waar het historische onheil heeft plaatsgevonden. Eerst arriveert Rampton te laat. Vervolgens lijkt hij ongeïnteresseerd in iedere poging van Lipstadt om de omvang van de misdaad te herdenken.
Later, tijdens de rechtszaak, worden de redenen voor zijn afstandelijkheid duidelijk: hij was bezig met het meten van dingen. Hij wilde bijvoorbeeld weten hoe lang het precies duurde om de afstand af te leggen tussen de barakken voor SS-officieren en de plek waar destijds gaskamers stonden, of in ieder geval gebouwen waarvan men dacht dat het om gaskamers ging. Tegenover Lipstadt zegt de ervaren advocaat: we hebben hier te maken met een plaats delict; forensisch onderzoek is gewenst; en emoties helpen ons geen millimeter verder.
Ramptons nuchtere benadering lijkt te werken. En toch werkt een vraag van de rechter vlak voordat hij uitspraak doet problematiserend. Hij wil namelijk van Rampton weten wat nu de gevolgen zouden kunnen zijn als Irving werkelijk gelooft in wat hij verkondigt, namelijk dat er geen holocaust geweest kon zijn, omdat de gaskamers voor geheel andere doeleinden werden gebruikt. Rampton blijft de rechter een antwoord schuldig. Want hoe reageer je wanneer je wordt geconfronteerd met deze vorm van ‘alternatieve feiten’? Uiteindelijk toont Denial aan dat Lipstadts oorspronkelijke reactie op Irving ontoereikend is: je kunt niet meer weigeren het gesprek aan te gaan met iemand die als een waanzinnige ogenschijnlijk onweerlegbare werkelijkheden ter discussie stelt.
Te zien vanaf 6 april