De zesdelige reeks Planeet Nigeria van Ikenna Azuike, ‘comedian en YouTuber’, zou een bijlage kunnen zijn bij het zomerdubbelnummer van De Groene: optimisme volop, bij rijke maar ook bij ontelbare arme Nigerianen, die veruit in de meerderheid zijn. ‘Kop op!’, hoef je uiteraard niet te zeggen tegen wie op het sjieke hoofdeiland van hoofdstad Lagos woont. Maar dus ook niet tegen de tallozen daar omheen (21 miljoen) van wie de meesten sappelend bij de dag leven. Dagelijks komen er duizend nieuwe gelukzoekers bij, die intrekken bij familie uit de provincie die hun voorging. Of die eigenhandig een onderkomen bouwen, ervan overtuigd dat aan de horizon van de toekomst iets mooiers ligt. Dat dat meestal niet zo is, telt niet. Driftig zoek je naar je eigen hustle, het gaatje in de markt dat wat centen oplevert. Blijven geloven. In eigen succes en, uiteraard, in God, goden of geesten. (Als Azuike aan een succesvolle modeontwerpster vertelt niet gelovig te zijn, is ze totaal verbijsterd. En dat terwijl ze Londen verruilde voor Lagos.)

Slechts ‘in zekere zin’ passend bij de meest recente Groene, want die gaat veel meer over de toekomst van ‘de wereld’ en de eigen verantwoordelijkheid daarbij. Dat lijkt, begrijpelijk, niet de voornaamste zorg van de bewoners van een wijk van vierduizend inwoners, die met vuilstort (waarvoor betaald is) op een moeras gebouwd is, waardoor de ondergrond vaak aanvoelt alsof je op een trampoline loopt. Voor hen telt louter de dag, en morgen. Ishola, de informele leider van het zelfgebouwde buurtje, mag trots zijn op deze nieuwe gemeenschap van immigranten, die zelf waterleiding, riolering en beveiliging organiseerde. Want op de overheid hoef je niet te rekenen, en de aanleg van voorzieningen is dus eigenlijk ook een hustle, op iets collectievere schaal. En ja, criminaliteit is een groot probleem. Ikenna gaat mee met de nachtelijke buurtwacht, waarvan de jonge mannen zich, ook alweer optimistisch, beschermd achten tegen kogels of messen door hun amuletten. Dat Ishola littekens kan laten zien van kogel én mes lijkt mij een slecht, maar hun kennelijk een goed teken, want hij is immers niet dood.
Vooral in de scène met deze vrijwillige beveiligers proef je iets van de comedian die Azuike ook is: hij dolt met ze, zegt dat hij niet meegaat met Ishola, die immers ongeluk aantrekt, en dat hij bij diens onbeschadigde gezellen blijft om lekker te hangen. Er wordt gelachen, maar hij voelt zelf ook wel dat hij op een dun koord loopt omdat zowel de dreiging als de beschermende tovenarij voor hen bittere ernst zijn. In de drie delen die ik mocht zien, gebeurt het een paar keer dat zijn grappen doodvallen omdat de ander ze niet begrijpt of er niet van gediend is. ‘Niet begrijpt’, want Azuike mag dan aan vaderskant Nigeriaan zijn (zijn Duits-Oekraïense moeder komt nauwelijks ter sprake), hij is qua leefstijl en gein veel meer Brits (opgegroeid in Engeland) en Nederlands (later geworden). Voor de duidelijkheid: het accent in de serie ligt juist niet op de humor. Planeet Nigeria is een serieuze en respectvolle onderneming, waarin de grapjas vooral een empathische man blijkt met bewondering voor de veerkracht en blijheid van zijn ‘landgenoten’, maar vooral ook met mededogen en inzicht in de zware kanten van hun bestaan.
In de eerste aflevering maakt Azuike kennis met tal van JJC’s (‘Johnny Just Come’, oftewel nieuwkomer). ‘This is my America’, roept een arbeider op een houtwerf, waarmee hij bedoelt dat hij rijk is omdat hij deze loodzware baan heeft gekregen waarbij hij hij moet slepen met stammen. Onder zijn collegae zijn laag- maar ook hoogopgeleiden uit de regio. Een van de Johnny’s die hij volgt is Favour, een net afgestudeerde marketingstudente. Klein verlegen meisje. Ze zoekt iets in ‘sales’. Gaat ze een baan vinden? Zeker. Maar in drie maanden Lagos heeft ze twee sollicitatiegesprekken gescoord. Ikenna gaat mee naar het tweede. Vertrouwt ze op een goede afloop? Uiteraard. Wat zijn haar sterke punten? Die zijn er volop. Zwakke? Ze zou het niet weten. Daar aangekomen treffen ze een ruimte vol jonge vrouwen voor één vacature. Uiteraard lukt het niet. Waarom niet, vraagt Ikenna aan de baas. ‘Gebrek aan zelfvertrouwen’. Later neemt ze zelf initiatief en stapt aarzelend zaken binnen om te vragen. Ze heeft een foldertje laten maken. Waarom slaat ze veel bedrijven over? Ze lijkt geen plan te hebben. ‘Ik word door mijn geest geleid’. Ikenna vraagt, westers, door: ‘Heb je geen angsten?’ Nee, zegt ze dapper. ‘Kom op’, zegt hij, ‘zelf ben ik bang mijn ouders teleur te stellen’. In de roos. Ze knakt: ‘Daar heb je een punt’. En ze vertelt dat ze haar moeder alleen belt om te zeggen dat alles goed gaat: ‘anders komt ze me meteen halen’. Grootste angst van veel Nigerianen: ouders teleurstellen. Ikenna weet dat al te goed: voor zijn vader is hij rechten gaan studeren en die heeft zijn carrièreswitch nooit kunnen begrijpen. Het doet de zoon nog altijd pijn, zeker nu vader recent is overleden. Hij houdt het niet droog bij zijn gesprek met dat moedige kind, en dat gebeurt hem vaker. Atypisch voor een Nigeriaan, zegt hij in een interview. Want inderdaad: bij al dat optimisme hoort tegelijkertijd vaak hardheid. In een harde samenleving. En dan blijkt Favour zowaar op eigen kracht werk in sales gevonden te hebben: bier verkopen in een bar. Ze loopt tussen de drinkende mannen en je houdt je hart vast. Natuurlijk haalde ze de eerste dagen, afwachtend, haar target niet. Ze overwon de schroom en stapt er nu op af met twee voor de prijs van één. Ikenna vraagt haar gelukkig niet of ze weet dat veel meisjes van bier naar prostitutie gaan, maar vertelt het ons wel. En wij kunnen het weten vanwege het grote Heinekenschandaal in Nigeria. Hij vertrouwt (ik denk: hoopt) dat het goed komt, maar zal Favour haar mama hebben verteld wat ‘sales’ inhoudt?
In de derde aflevering bezoekt hij de stad Benin (niet te verwarren met het land met die naam). Stad en omgeving staan onder leiding van de absolute, alwetende en onfeilbare monarch wiens naam zo lang is dat hij afgekort wordt tot ‘Oba’. Ikenna mag zelfs, met en na velen, op audiëntie, met medeneming van grote hoeveelheden kolanoten en drank als geschenk. Hij is bloednerveus en vergeet prompt de lange reeks ceremoniële gedragsregels die hij moest instuderen. Nerveus ook omdat hij vooral hier schippert tussen respect voor koning en traditie, en inzicht in de potsierlijke pretenties van alwetendheid en almacht. Benin is zowel de stad van mysteries, rituelen en voodoo als van mensenhandel. Die twee ontmoeten elkaar aan het eind van de aflevering als de koning een vloek heeft uitgesproken over de praktijken van alle tovenaars die meisjes middels het afnemen van schaamhaar of ondergoed op het hart drukken dat ze op straffe van gruwelijke gevolgen nooit ongehoorzaam mogen zijn aan hun handelaars (die werk, geld en plezier in Europa beloven en seksslavernij afdwingen). De kranten melden dat de koninklijke vloek sterker is dan tovenaars en traffickers, want een grote mensenhandelaar is zojuist gruwelijk gestorven. Zou het werken, vraagt Ikenna zich af, die ook niet begrijpt waarom de koning dan niet veel eerder…
In een curieuze passage zijn slachtoffers van die praktijken al eerder aan het woord gekomen. Het zijn hartverscheurende verhalen over bedrog, afpersing, mishandeling, misbruik, onder meer in de Libische woestijn. Als Ikenna een meisje, op wier gezicht de gruwel nog te lezen is, geroerd zegt dat hij haar een heldin vindt, is dat een daad van sympathie en machteloosheid ineen: haar lege ogen blijven even leeg. Daarin schuilt het curieuze niet. Wel in de locatie: een grote garage waarin meisjes en vrouwen worden opgeleid tot automonteur om terugkeer naar prostitutie, thuis of elders, te voorkomen. Onder leiding van Sandra, een tiran van het zuiverste water. Die ken ik toch, dacht ik. En jawel, in 2014 zond de IKON Sexy Money van Karin Junger uit . Over Sandra’s project Lady Mechanic, met baangarantie, waarvan de sympathieke kanten het aflegden tegen haar stijl, verdwenen sponsorgelden en het feit dat veel vrouwen toch weer met mannen ‘de bosjes in’ moesten omdat notabelen van alle kanten tegenwerkten bij het vinden van werk. Ikenna lijkt dat niet te weten. Wel waagt hij het iets over haar verbod op (glim)lachen te zeggen, wat hem niet in dank wordt afgenomen.
Azuike herhaalt inzichten iets te veel en te nadrukkelijk, en zoekt soms naar de juiste houding en toon, maar ik heb geboeid gekeken naar een sympathieke en moedige man die de liefde voor en twijfels over zijn ‘Nigeriaanse kant’ openhartig onderzoekt. Wat vaak mooie scènes en beelden oplevert. Het meest persoonlijk is deel twee, waarin hij, Igbo, in Biafra zijn gigantische familie opzoekt, bijeen ter gelegenheid van de begrafenis van oudoom Sam. Een buitengewoon spectaculaire gelegenheid. Waarin het warme welkom van tallozen hem zowel goed doet als beklemt. En passant krijgen we daarin zowel een koloniale geschiedenis mee, als die van de gruwelijke burgeroorlog die daar woedde. In archiefbeelden zie je naakte jochies exerceren ter voorbereiding op het front. En je leert een oom kennen die zich met de dorpsvriendjes overdag verschool in de bush om niet ‘gerekruteerd’ te worden. Op de dag dat ze toch met een vrachtwagen ontvoerd werden, en met geweer in de loopgraaf belandden, kwam het bericht: afgelopen. Maar de trauma’s van verschrikkingen en honger zijn niet helemaal weg. Het was een van de eerste keren dat hier voor een Afrikaans conflict geld werd ingezameld (de Igbo’s zijn Christenen). Azuike vermeldt de etnische slachting onder Igbo’s. Terecht. Niet aan de orde komt dat de afscheiding van Biafra, dat vol grondstoffen zat, een economische ramp voor Nigeria zou zijn. Maar ja, Nigeria was weer een koloniale schepping van de Britten. Wat is geschiedenis toch een mooi vak.
Jochem Pinxteren (regie); Ikenna Azuike (presentatie), Planeet Nigeria, (BNNVARA), zes delen vanaf maandag 22 juli, NPO 2, 21.15 uur.