TARIN KOWT – De kleine luidsprekerbox in de Bushmaster-pantserwagen kraakt. ‘Stoppen met vuren! STOPPEN MET VUREN! Ik wil éérst weten wat de doelwitten zijn, dan pas volgt toestemming om te schieten. We moeten voorkomen dat we ongewapende personen raken.’ Het is dag drie van de vijfdaagse patrouille ten noordwesten van Tarin Kowt, en het is de eerste keer dat luitenant Roy schreeuwt. We bevinden ons op heuvel 1451 en we liggen onder vuur. Uit drie richtingen wordt op ons geschoten. Tussen het gedreun van de Nederlandse punt-50 mitrailleurs en de lichtere schoten van de Mag-machinegeweren zijn metalige knalletjes te horen van kalasjnikovs.

Ik ben vijf dagen op stap met een missieteam van het Nederlandse prt. Het Provinciaal Reconstructieteam, bestaande uit speciaal opgeleide militairen, wordt beveiligd door infanteristen van de Wonju-compagnie van de Luchtmobiele Brigade.

De Nederlandse troepen in Uruzgan maken deel uit van Isaf, de International security assistance force, die de regering van president Hamid Karzai helpt bij het vestigen van veiligheid en stabiliteit in Afghanistan. In de districten Deh Rawod, Chora en Tarin Kowt hebben de Nederlanders samen met Afghaanse veiligheidstroepen (leger en politie) inktvlekken van veiligheid gecreëerd. Daarbinnen moet de opbouw van Afghanistans armste provincie gestalte krijgen. Het idee achter de strategie is dat de inktvlekken zich langzaam uitbreiden. Hoe de situatie buiten de inktvlekken is, is nauwelijks vast te stellen. Daar hebben de Taliban vrij spel.

De vijfdaagse patrouille laat wat dat betreft een onheilspellende indruk achter. We reizen door de ‘Westbank’, het gebied aan de verkeerde kant van de rivier de Dorafshan. Kamp Holland, de Nederlandse hoofdbasis, ligt aan de oostelijke zijde. Net als de vooruitgeschoven patrouillebasis Poentjak, die tijdens mijn verblijf om de dag onder vuur komt of belaagd wordt met bermbommen. Het is te veel voor Defensie om het nog allemaal in persberichten kwijt te kunnen.

De Westbank ligt aan de grens van de inktvlek rond Tarin Kowt en wordt bestreken door Missieteam Twee, het prt-team waarbij ik aanhaak. Het wordt ten noorden begrensd door de Baloechi Pas. In de vallei daarachter heersen de Taliban. Eerder stuurde Nederland er patrouilles heen, maar de dreiging bleek te groot. In het oosten wordt de grens van het gebied bepaald door een bergrug, en in het zuiden, evenals in het westen, door de Dorafshan die boven Tarin Kowt scherp afbuigt. In de zomer is het gebied langs de rivier dicht begroeid met graanvelden, maïs en papaver. Dan is de Westbank gevaarlijker dan nu, nu de oevers nog nagenoeg kaal zijn.

Toch werd ook de afgelopen maanden Missieteam Twee onder vuur genomen. Opperwachtmeester Dennis is het teamlid dat de meeste aanvallen, of tics, van troops in contact, onderging. ‘Dat was nummer zes’, zegt hij als de nacht valt op heuvel 1451 en het schieten is gestopt. Hij lacht wrang. Het is een twijfelachtige eer om ‘recordhouder tics’ te zijn.

Beschut door zijn gepantserde container en de twee dikke beschermwallen van Kamp Holland in Tarin Kowt rookt kolonel Hans van Griensven een sigaartje. Dat doet hij al net zo graag als zijn voorganger Theo Vleugels. Van Griensven is commandant van de Taskforce, en daarmee leider van de Uruzgan-missie. Hij wil even iets rechtzetten. De Volkskrant berichtte eerder dat de inktvlekstrategie een halt was toegeroepen. ‘Dat heb ik nooit beweerd’, aldus de kolonel, ‘en ik heb ook niet gezegd dat we een lenteoffensief van de omf verwachten.’ Nederlandse officieren spreken liever van omf, opposing military forces, dan van Taliban, want de anti-regeringskrachten bestaan uit een mix van jihadi’s, krijgsheren en drugsmagnaten.

‘De tactiek is veranderd, de strategie niet’, zegt de kolonel. ‘We doen geen stap terug, maar wachten totdat we twee stappen voorwaarts kunnen. Er is momenteel een toename van omf-activiteiten binnen de inktvlek. Aan de rand van de vlek nemen de beschietingen toe, al blijven ze kleinschalig. Dat betekent dat wij de omf verstoren en dat is de bedoeling. De Afghaanse politie en het leger kunnen echter de veiligheid binnen de inktvlek niet garanderen. Daarvoor zijn onze troepen nodig, en dat gaat ten koste van onze capaciteit.’

‘Het succes van de missie staat of valt bij goed bestuur, dus daar richten we ons nu op’, vertelt prt-commandant luitenant-kolonel Gerard Koot voor ons vertrek. Hij zal op de basis achterblijven. Koot spreekt enthousiast over zijn werk, net als tijdens mijn vorige bezoek, maar hij erkent dat de problemen niet zijn afgenomen. Integendeel. ‘Er is te weinig politie en dat merken we nu aan den lijve’, zegt hij. Tijdens een bijeenkomst eerder die dag luidden de burgemeester en een moellah uit Tarin Kowt de alarmbel over de slechte veiligheidssituatie. In Uruzgan zijn nu 117 geregistreerde politieagenten en 517 hulpagenten. ‘Dat is veel te weinig. We zijn hard bezig met opleidingen, maar we ontkomen er niet aan om milities in te huren om de veiligheid te waarborgen.’

Het prt heeft inmiddels meer dan 175 kleine en grotere projecten in gang gezet of afgerond. Koot kent de lijst, ik ken de lijst. Maar over de projecten spreken we deze keer niet. Zonder veiligheid beklijft immers weinig in Uruzgan.

Dag één van de patrouille. De pantservoertuigen en jeeps van onze colonne staan klaar op de uitvalsweg van Kamp Holland, de neuzen richting poort. Luitenant Roy oogt als een woestijnvos met zijn kortgeschoren baard, in zijn desert-camouflagepak. Hij vindt zichzelf niet meer de jongste, maar hij is pas 35. Het merendeel van zijn mannen is de twintig nauwelijks gepasseerd. De luitenant heeft er zin in, al regent het flink. ‘Ha, de journalist. Ik heb net je gegevens gekregen. We kunnen elkaar bloed geven, da’s mooi. We vertrekken pas als het opklaart. Ik ga niet weg als er geen medevac is.’ Hij doelt op de bewolking die de helikopters voor gewondenafvoer in de weg zit. Een uur later ziet de lucht er beter uit. We gaan. ‘Zet je bloedgroep op je helm met een watervaste stift’, roept een korporaal als ik in de Bushmaster klim.

De Bushmaster is vijf dagen mijn mobiele huis. De pantserwagen is ruimer dan ik dacht. Ik deel hem met de drie officieren van het prt, soldaat Marcel, die chauffeert, en twee tolken. Ritmeester Richard leidt het missieteam. De prt-leden zijn cavaleristen, afkomstig van 11 Tankbataljon. Daar heet een kapitein ritmeester en een sergeant-majoor opperwachtmeester. ‘We hebben een goede voorbereiding gehad’, zegt ritmeester Richard. De prt-leden zijn getraind in gesprekstechnieken en de omgang met tolken. Ze weten veel van de stammenverhoudingen in de regio en kennen de Pasjtoenwali, het stelsel van sociale regels van de Pasjtoen-stammen, dat er al was lang voordat de islam zijn intrede deed. Ritmeester Richard en opperwachtmeester Dennis kennen inmiddels wat woordjes Pasjto. Dat doet het goed bij hun Afghaanse gesprekspartners.

Kapitein Ninke is tijdelijk aan Missieteam Twee toegevoegd. Ze dient eigenlijk in een ander team dat opereert in het veiliger gebied rond Tarin Kowt. Met de trip naar de roerige Westbank wil ze haar blikveld verbreden en eens wat meemaken. Ze werkt veel samen met Australiërs: ‘Die sluiten werkelijk elk risico uit.’ Ahmat en Alex, de twee tolken, zijn aanvankelijk opgetogen. Ze denken dat we naar Chora gaan. Ze schrikken als ze de werkelijke bestemming te horen krijgen en vragen me steeds weer of ik denk dat we in een hinderlaag terecht zullen komen. Ze hebben er allebei al een paar schietpartijen op zitten. Een kogel schampte Alex’ arm. Er zit een gat in de mouw van zijn uniform en het shirt eronder. Op zijn arm geneest de schampwond. Hij heeft geluk gehad.

Soldaat Marcel, de chauffeur, is een rustige jongen. Tijdens de aanval, een paar dagen later, bevindt hij zich net als ik liever buiten de Bushmaster. Eerder die dag legde hij me met een glimlach uit wat er kan gebeuren als we frontaal geraakt worden door een rpg, een hoog explosieve raketgranaat: ‘Normaal gesproken ketst hij af, maar als-ie recht op het pantser komt, kan-ie een gaatje slaan. Zitten we gezellig met z’n allen in stukjes tegen de wand geplakt.’ Inmiddels zijn extra pantserplaten aangebracht om de Bushmasters honderd procent rpg-bestendig te maken, aldus Defensie.

Nadat we langs de bazaar van Tarin Kowt zijn gereden steken we de Dorafshan over. Een brug is er niet. We zetten koers naar de Westbank. Ritmeester Richard licht het doel van de patrouille toe: ‘Het is belangrijk dat we zo vaak mogelijk ons gezicht laten zien. Ook als we net zijn aangevallen, zodat ze zien dat we niet bang zijn. En we gaan in kaart brengen wie waar zit. Hoe de stammenverhoudingen zijn, wie in welk dorp de dienst uitmaakt. Het enige wat we nu kunnen doen is uitleggen dat de mensen erbij te winnen hebben als ze niet de Taliban maar de regering steunen. We proberen hen ertoe te bewegen hun zonen naar de opleidingen tot hulpagent te sturen, zodat ze controleposten bij hun dorp kunnen maken om zich te beschermen tegen de Taliban. Er zijn nu geen politieposten op de Westbank. Dus heeft het geen zin om scholen te bouwen en waterputten te slaan. Als wij weer weg zijn komen de Taliban om de put te dempen en de school in brand te steken. Pas als de mensen het echt zelf willen, zullen ze verdedigen wat wij opbouwen.’

We zijn een uur onderweg en rijden door een drooggevallen rivierbedding. De colonne stopt. Bij het voorste voertuig staat een man die zegt dat verderop een hinderlaag wordt voorbereid. Op een grafheuvel ziet Richard silhouetten. Er vervoegt zich een militiecommandant bij ons die met zijn mannen is toegetreden tot de politie. Hij bezweert ons dat er geen gevaar te duchten is: ‘Dit is mijn gebied, hier ben ik de baas, niet de Taliban.’ Om dat te bewijzen rijdt hij met zijn mannen voor ons uit in een legergroene politiepick-up. Geen hinderlaag. ‘Zo hoort het’, bromt Richard, die vanuit een van de luiken in het dak van de Bushmaster met een veldkijker de omgeving afspeurt. ‘Je ziet: als er vastberaden agenten in de regio zijn, is het veilig.’

Maar op de Westbank zijn geen agenten, en het is niet veilig. Aan het einde van de middag betrekt de patrouille een heuvel. Beneden liggen enkele qala’s, grote ommuurde huizen. De voertuigen worden zo opgesteld dat ze goed zichtbaar zijn voor de dorpelingen en tegelijkertijd een verdedigingsring vormen van waaruit de omgeving in de gaten wordt gehouden.

Een oude man komt tergend langzaam de heuvel op om met de militairen te praten. Het missieteam ontvangt hem en praat met hem via een van de tolken: ‘Als jullie terug zijn in jullie kamp, blijven wij achter’, zegt hij. ‘’s Nachts komen de Taliban. Zij nemen onze mannen mee naar hun schuilplaatsen in de bergen en mishandelen ze. Zo ging het de vorige keer ook nadat jullie geweest waren.’ Eerder deelde het prt hier gedroogde dadels uit aan de kinderen. Zelfs dat wordt door de Taliban niet geaccepteerd. ‘Ze zullen nooit met jullie willen praten en jullie aanwezigheid nooit accepteren’, zegt de oude man. ‘Blijf alstublieft vannacht niet op de heuvel. De Taliban zullen u aanvallen, u zult terugschieten en onze huizen raken. We zijn bang voor onze kinderen en onze dieren.’

Vijf dagen lang is de boodschap van ritmeester Richard en zijn mensen dezelfde: ‘Wij komen niet om de papaver te vernietigen en wij zijn géén Amerikanen. We zijn hier niet om te vechten, maar als we aangevallen worden schieten we terug. Hoe kunnen we u helpen, wat denkt u dat de oplossing is voor uw problemen?’ Het prt wijst de dorpsoudsten op de mogelijkheid hun zonen naar de politieopleiding te sturen, en wint informatie in over de omf. Het woord Taliban wordt nooit als eerste door Dennis, Richard en Ninke gebruikt. De dorpelingen zelf komen steevast over hen te spreken als het prt het onderwerp veiligheid aansnijdt.

Dag twee. We hebben gedaan wat de oude man vroeg en de heuvel verlaten. We hebben overnacht op een open plek aan de rand van het dorp, in de stromende regen. Iedereen slaapt met al zijn kleren aan; er geldt een dubbele wacht, want we staan vlakbij een rij qala’s. Bij eerdere aanvallen werd vanachter de dikke, bijna gepantserde muren geschoten. Het landschap is veranderd in een blubberzooi en we maken ons op om met een voetpatrouille het dorp in te trekken. We komen niet ver. Op een pleintje worden we opgewacht door een groep opgewonden oudere mannen. ‘Het is niet goed voor jullie en niet goed voor ons als jullie verder het dorp in gaan.’ Ze stemmen erin toe om naar de pantserwagens te komen om te praten. Dennis en Ninke voeren het gesprek, zittend op de grond, terwijl Richard in de Bushmaster achter het machinegeweer de omgeving in de gaten houdt.

‘Wie zijn dan de Taliban, waar zitten ze?’ vraagt Dennis als de dorpelingen het gesprek zelf in die richting hebben gestuurd. Iedereen begint nu door elkaar heen te praten. De uitkomst: de bewoners van de Westbank zijn middle swing-groepen, legt Dennis later uit. ‘Het is gevaarlijk voor de mensen om te kiezen voor de regering, want wij kunnen ze niet continu beschermen tegen de boeven. Ze weten donders goed dat wij straks weer teruggaan naar de basis. Heel lastig werken hier, de mensen zijn bang.’ Opnieuw wordt de Nederlanders gevraagd hun pantserwagens niet in de buurt van het dorp te parkeren.

’s Middags rijdt de patrouille naar het dorp Khorma. We passeren Kakarak. ‘Dit is bekend gebied’, zegt Dennis. Hij kwam er eind januari terecht in een stevige hinderlaag. We communiceren via onze headsets met microfoon. Marcel vertelt hoe bij Kakarak ook de overwatch – de heuvel waarop de pantserwagens staan om de omgeving te beveiligen voor voetpatrouilles die de dorpen in gaan – werd beschoten met rpg’s. Hij vreesde voor het lot van zijn opperwachtmeester. Toen de patrouille terugtrok werd ze opnieuw beschoten. Dwars door de kogels heen reed Marcel met de Bushmaster naar een plek waar hij Dennis en zijn belaagde collega’s kon oppikken. ‘Ik wil u niet kwijt’, zegt hij over de intercom. ‘U bent de fijnste opper die er is.’

We nemen een overwatch-locatie in. Luitenant Roy heeft informatie dat de Taliban een hinderlaag voorbereiden. Er zijn al rpg-schutters in stelling gebracht, volgens het bericht. ‘Hoeft niks te betekenen’, zegt Richard. ‘Vaak blijft het rustig na zo’n bericht.’ Richard en Ninke dalen de heuvel af. Dennis en Marcel blijven achter op de overwatch. De prt’ers zijn bewapend en worden vergezeld door drie groepen infanteristen. Eén groep infanteristen heeft al positie ingenomen bij de eerste huizen van het dorp. Terwijl we naar beneden lopen zien we vrouwen en kinderen zich uit de voeten maken. ‘Dit ziet er niet goed uit’, zegt luitenant Roy, die boven op zijn dertig kilo wegende uitrusting ook nog een rugzak met radio draagt.

Als we nog dertig meter te gaan hebben tot de eerste qala’s schreeuwt een sergeant dat we zo snel mogelijk plat tegen de muur aan moeten. We zetten het op een lopen. Vanaf de overwatch zijn bewapende mannen gezien in het dorp. De infanteristen bereiden zich voor op het gevecht. Kortaf worden orders gegeven en posities ingenomen. Bindert, een Friese soldaat, komt naar me toe en stoot me aan met de shotgun die aan zijn zware rugzak is bevestigd. ‘Kijk even hoe hij los moet. Misschien heb je hem nog nodig. Patronen zitten in mijn rechterzak. Herladen gaat net als in de film.’ Opeens duikt een oude man op met een witte baard. Hij wil praten. Richard en Ninke luisteren naar hem, maar Richard vertrouwt het niet: ‘Hij staat tijd te winnen terwijl ze in het dorp een hinderlaag voorbereiden.’ Een groep infanteristen sluipt intussen onder dekking van de muren het dorp in en stuit op een smal steegje. Met een goed opgesteld machinegeweer kunnen de Taliban er veel slachtoffers maken.

Wat te doen? ‘We moeten toch prikkelen’, zegt Roy, die met zijn mannen het dorp in wil. Maar als opnieuw informatie binnenkomt over de hinderlaag die klaarligt, besluit hij dat we aan de rand van het dorp zullen blijven. Na een half uur voorzichtig optrekken bereiken we een moskee. Een groepje schuchtere jongemannen treedt in gesprek met Richard, die hun probeert uit te leggen dat de A van Isaf staat voor assistentie. ‘Wij willen niet vechten.’ Het gesprek levert niets op, we besluiten terug te gaan naar de overwatch, waar iedereen op scherp staat. ‘Dit is het gevaarlijkste stuk’, zegt Roy terwijl we de open vlakte oversteken die ons van de veilige heuvel scheidt. ‘Als ze nu aanvallen, krijgen we het moeilijk.’ Zijn mannen maken wrange grapjes. Ze herinneren zich nog goed hoe ze onder vuur kwamen toen ze op dezelfde manier terugkeerden uit een dorp waarvan de bewoners vriendelijk lachend duidelijk maakten dat de Taliban zich er niet durfden te laten zien.

Dag drie. Na een gespannen overnachting – scherfvest, helm en wapens binnen handbereik, sommige infanteristen kruipen met schoenen en al in hun slaapzakken – begeeft de patrouille zich naar het volgende gehucht, dat eveneens deel van Khorma blijkt uit te maken.

Hier is het rustig. Dennis en Ninke praten met een groepje oude mannen onder een grote boom. De mannen leggen uit dat ze papaver blijven verbouwen, waaruit opium wordt gewonnen, zolang ze niet de compensatie krijgen die hun is beloofd. Het prt noteert. Een politiecommandant hief twee jaar eerder, voor de komst van de Nederlanders, belasting op de papaverteelt. ‘Als we niet betaalden, werden onze velden vernietigd’, zegt een oude man met een goedkope zonnebril boven zijn grijze baard. De commandant is nog steeds in functie, maar blijkbaar heeft hij zijn afpersingspraktijken gestaakt.

’s Middags doen we Feroziah aan. Terwijl het prt spreekt over de mogelijkheid de moskee te laten opknappen door een lokale aannemer horen we zware klappen en een gierend geluid. Patrouillepost Poentjak wordt aangevallen met 107mm-raketten. Terug op de overwatch blijken ze te zijn afgeschoten op maar een paar honderd meter van de plek waar we zaten te praten.

De zon breekt door. Aan het eind van de middag hangen de manschappen slaapzakken te drogen. Ze ontspannen zich terwijl ze hun Amerikaanse mre-maaltijden opwarmen. Om half zes klinkt een hard sissend geluid gevolgd door een galmende explosie. Een rpg ontploft zo’n twintig meter boven onze hoofden. Meteen daarna wordt de heuvel vanuit drie richtingen onder vuur genomen. De Nederlanders schieten terug. Lichtspoormunitie verdwijnt in de richting van het dorp beneden. Onze Bushmaster staat aan de goede kant, waar de kogels niet komen, maar de rpg werd vanuit onze hoek afgevuurd. Richard staat op de uitkijk. Ziet hij de lancering van een rpg in onze richting, ‘dan allemaal de wagen uit en plat op de grond’, zegt hij afgemeten. Ik wacht dat moment niet af en wurm me de Bushmaster uit. Buiten worden orders en afstanden geschreeuwd. ‘Twaalfhonderd meter! Klaar?’ Dan klinkt de metalige plop van het mortier. Het wordt nu snel donker. Er is luchtsteun aangevraagd. Het is wachten op de Apaches, die met hun sensoren ook in het donker kunnen zien.

We hebben nog twee dagen te gaan.

Dit is deel 1 van de reportage uit Afghanistan. Volgende week het slot.

Dit artikel is door Defensie gecontroleerd op informatie die de troepen in gevaar kan brengen. Onafhankelijke Afghaanse bronnen in Uruzgan konden niet worden geraadpleegd. Zie de weblog: Web[oor]log voor het uitgebreide weblog waarin Joeri Boom verslag doet van zijn verblijf bij Nederlandse eenheden in Uruzgan