Onlangs werd ik beschuldigd van ‘seksisme’. Ik was, volgens wetenschapper Linda Duits, ‘een vieze oude man’.

Oud? Ja, dat klopt. Ik ben 64. Vies? Nou, ik heb een geringe vorm van smetvrees, dus ik ga twee keer per dag in bad. Ben ik een boek of een film aan het schrijven, dan lig ik wel twee uur in bad en ben ik aan het suffen. Ik douche keurig af als ik uit bad stap. Maar ik denk dat Linda iets anders bedoelt, namelijk dat ik voor vrouwen bedreigende, vernederende stukken schrijf. Als dat zo is, dan hoop ik oprecht dat mijn hoofdredacteuren mij ontslaan.

Het bevreemdt mij toch dat wetenschapper Duits mijn columns als seksistisch duidt; als auteur heb ik zelf namelijk het idee dat ik schrijf vanuit een grote verlegenheid en zelfs diep gevoelde schaamte jegens de andere sekse, volgens het thema: ik wil van alles, er gebeurt niks en dat is mijn eigen schuld.

Ik merkte een plezierige sfeer tussen de wetenschapper Duits en de interviewer

Mijn ouders hebben me een strenge opvoeding gegeven. Dat betekent dat je hebt te voldoen aan een grote hoeveelheid regels die vooral tot doel hebben ‘beschaving’ uit te stralen. Beschaving wordt getypeerd door afstandelijkheid. Het juist niet willen kwetsen van de ander. Je blijft een vrouw ‘mevrouw’ of ‘juffrouw’ noemen en spreekt iedereen aan met ‘u’ tot je van de ander toestemming krijgt om, als het ware, dichterbij te komen. Die toestemming is een wat vaag gebied, want die kan ook geïnterpreteerd worden door de houding van de ander. Als iemand heel joviaal tegen jou doet, en jij vindt dat prettig, dan zeg je al gauw ‘je’.

Die distantie kan je in de weg zitten in het contact met de andere sekse. Zeker wanneer je daar een bepaald respect voor voelt. Het kan ook zijn dat je de ander zo ongelooflijk prachtig vindt, zo aantrekkelijk, dat je een groot verlangen ontwikkelt, maar dan durf je de ander niet te benaderen, dan zit je opvoeding je in de weg, dan schaam je je voor alles: voor het gedrag dat je zou vertonen als je begint te praten, voor de woorden die je uitspreekt, voor je beleefdheid, de ontstane verlegenheid die je haat in jezelf. Ik heb, zo meen ik, altijd vanuit dat standpunt geschreven. De wat versleten term ‘zelfbeeld’ speelde daarbij ook een rol; wanneer ik in de spiegel kijk, kaatst die niet terug: ‘Ik heb nog nooit zoiets aantrekkelijks gezien!’ Eigenlijk integendeel: ‘Zo plofkop, heb je je weer niet kunnen beheersen met eten en drinken?’

Ik snap dan ook niet dat wetenschapper Duits, zij weet heel veel van vrouwen, weet ik, mij een seksist noemt. Het enige wat ik vrouwen verwijt is dat ze mij te weinig hebben zien staan, dat ze te weinig oog hadden voor de verlegen jongen. Ik probeer daar altijd met ironie verslag van te doen. Ik heb trouwens Linda Duits in haar hoedanigheid van wetenschapster wel eens geïnterviewd en ik dacht: misschien ben ik in dat interview te ver gegaan. Ik heb het nog eens teruggeluisterd, en nu wil ik niet opscheppen, maar ik hoorde een interviewer die geïnteresseerd is, die haar boek had gelezen, goede vragen stelde en ik merkte ook een plezierige sfeer tussen de wetenschapper Duits en de interviewer. Maar ik kan mij vergissen.

Seksisme is voor mij een vorm van discriminatie. Dat ik een seksist zou zijn vind ik dan ook een ernstige aantijging. Nu ben ik ook al eens een fascist en een racist genoemd, maar het gaat ook om wie wat zegt. Wanneer een wetenschapper mij ‘een vieze oude man’ noemt in Buitenhof en eigenlijk niet zegt waarom, dan trek ik mij dat natuurlijk aan. Het zou kunnen dat zij mijn ironie letterlijk heeft genomen. Dan wordt inderdaad alles kwaadaardig. Maar ja, vrouwen en gevoel voor humor…