Eerder schreef ik hier over de eerste tranche van vier korte documentaires in het kader van Teledoc Campus, de zesde jaargang. Mooi project van omroepen, CoBo, Filmfonds en NPO-fonds. Campus staat in de naam omdat het jonge, of in elk geval beginnende makers de kans geeft op een heuse documentaire, de reportage ver voorbij, waarin met de vorm geëxperimenteerd mag – niets moet. Hier tellen geen kijkcijfers maar louter talent, originaliteit en lef. Uiteraard valt dat de ene keer beter uit dan de andere, maar de meest geslaagde zijn, zeker qua concept en vorm, beduidend gewaagder dan de gemiddelde televisiedocumentaire. Overigens niets ten nadele van de traditionele well-made documentaire – een enkele Campus blijft daar ook bij in de buurt. Hier aandacht voor de resterende vijf van dit jaar, waarin afwijken van gebaande paden nog sterker lijkt dan in Campus al gebruikelijk is.
When You Hear the Divine Call
Op de site Cultuurpers wordt deze productie gekenschetst als hoe een politiek onderwerp poëtisch wordt. Dat onderwerp is ‘leven in, met en tussen twee culturen’. Concreet gemaakt in een Keniaan die al jong naar Europa trok en nu, 25 jaar later, overweegt terug te keren. Nog concreter: het betreft de oom van de jonge regisseur Festus Toll. Festus, die zelf als kind van een Hollandse vader en een Keniaanse moeder en hier opgegroeid de thematiek belichaamt, maar uiteraard vanuit een weer heel andere positie. Het is bovenal een associatieve film, met beelden uit zowel Europa als Kenia; zowel uit home-movies van lang geleden als van nu. Oom Michael Nyawade – we horen zijn stem in filosofische overwegingen over de Schepper, de mens, gelijkheid, zijn geboorteland, Europa. En we leren hem al kennen als jongeman in 1993, met rastakapsel aan zee, blowend. ‘Verder heb ik niets nodig’, zegt hij, ‘ik voel me geweldig.’ ‘In praise of’ zijn Nairobi, zijn Kenia, maar desondanks vertrokken naar Oostenrijk, waar het gras groener leek (en de sneeuw wit). Sommige beelden blijven raadselachtig; sommige uitspraken van oom lijken diepzinniger dan ze zijn. Oom keert terug als gevolg van een ‘divine call’ wat alles en niets verklaart.
Voor mij is één scène onvergetelijk. Een familiefilmpje waarin oom op bezoek is in Nederland en zijn dan pas twaalfjarige neefje toespreekt (we zien dus de maker als kind!). Hij prent Festus in waar ze vandaan komen: Oost-Afrika, waar de voorvaderen zijn begraven; Nubiërs. Implicerend: wees er trots op. ‘Het zou moeilijk voor je kunnen zijn lang in Europa te leven. Maar ook om lang in Afrika te leven. Dus je hebt zowel Europa als Afrika nodig. Begrijp je me?’ En daar voor het eerst reageert dat joch, dat zwijgend luisterde, zonder mimiek: ‘Ja.’ ‘En als je naar Afrika gaat zullen ze zeggen: nee, zwart is beter. So you are a homeless child. Je hoort niet bij Afrika, niet bij Europa. Je bent half-half.’ Het kind kijkt in de camera, naar oom, en ze zwijgen lang. Het is ongemakkelijk. De jongen ontroerend. Je zal zo’n oom hebben. Maar Festus’ film bewijst dat oom Mike belangrijk was en kennelijk bleef. De toekomst is gepersonifieerd in het neefje van Festus, dat we gedoopt zien worden in een Nederlandse kerk. Ook die zal zich moeten verhouden tot zijn witte en zwarte kant. Poëzie moet je niet te veel ontrafelen, eerder ervaren. Cryptisch is het soms, maar met lef.
De centen van Knegsel
Nog een film over de relatie tussen ‘hier en daar’, in dit geval in een Brabants dorp en India. En weer eentje waarin de maker, Marieke Widlak, zelfs meer nog dan Toll, hoofdpersoon is. Samen met haar oma en opa. Die zijn al veertig jaar hart en ziel van een Knegselse Stichting die Indiase Roomse priester Christopher Bara ondersteunt bij onderwijsprojecten voor arme kinderen en jongeren. Marieke kent Bara al sinds haar jeugd: als ze bij oma en opa kwam zat hij daar soms op de bank thee te drinken. Oma en opa waren, en zijn, dol op hem (‘voelde meteen als een zoon’). Maar ze hebben er ongelofelijk veel werk aan, al die sponsorlopen, fancyfairs, kerstbomenacties, benefietdiners. Het wordt tijd dat ze het stokje doorgeven. Wil Marieke het overnemen? Fijn als zo de familie betrokken zou blijven.
De film loopt van kort na hun vraag tot aan haar beslissing en in die tussentijd komt ze regelmatig langs om koffie te drinken, mee te eten en vooral: om een film te maken over de drijfveren van grootouders en over haar besluitproces. Want ze heeft twijfels. Niet over de tijd die het haar zal kosten, althans, dat komt niet aan de orde. Niet uit argwaan over de financiële betrouwbaarheid van Bara (niks strijkstok) maar over de vraag of dit soort particuliere kleinschalige projecten, gebaseerd op compassie en empathie, wel van deze tijd zijn. En of de effecten ervan niet schadelijk zijn (zoals pakweg kledinginzamelingen die de lokale kledingmarkt ontwrichten).
In een aantal sessies, waarbij de grootouders op hun bruine bank worden gezet, stelt zij, tegenover hen zittend, vragen. En ja, dat heeft iets van een verhoor. En ja, dat wordt soms nogal ongemakkelijk. Het zijn eigenlijk niet eens de vragen, die legitiem zijn, het is de setting en de toon. Terwijl ik bij het begin al smolt toen ik, sentimenteel, de oude mensen in een kerkkoortje zag en hoorde zingen ‘Handen heb je om te geven van je eigen overvloed’ – me dunkt dat ze het waarmaken, vanuit het hart, naïef of niet. Maar Marieke zegt dat ze leeft in een tijd waarin alles meet- en zichtbaar moet zijn. En als opa zegt dat ‘geven een goed gevoel oplevert’ leidt dat tot een nogal strenge, kritische reactie. En tot: ‘Dat gevoel ken ik niet.’ ‘Je hebt het nog niet ontwikkeld’, antwoorden ze. Ik beken: ik zit helemaal fout. Weg met al dan niet christelijke liefdadigheid. Leve sociale wetgeving, structuurhervorming, mondiale sociale revolutie. Maar het zijn lieve mensen. Die inderdaad weinig gedetailleerds weten van het effect van hun inspanningen en die hoofdzakelijk varen op de vriendschappelijke band met Bara. Maar het is wel die band die scholen heeft opgeleverd die er anders niet gekomen waren. Marieke heeft ook gelijk, hoewel de discussie veel complexer is dan wat deze sessies opleveren. En ik me meer zorgen ga maken over de band tussen grootouders en kleindochter dan over de voortzetting van het project en ontwikkelingsproblematiek. Er sluipt iets stroefs in de betrekkingen, maar ook in het hele filmproject. Dat spiegelt zich in voice over en in gekozen vorm. Interessant? Dat toch wel.
Voorbij de zee
Een complexe vertelling over Emmen. Gebaseerd op een notitieboekje van de jonge Sovjet-schrijfster Valentina B., die daar in 1973 geweest is tijdens een Europese reis op zoek naar inspiratie voor een sciencefictionroman. Of geweest zou zijn, want onduidelijk blijft wat feit en fictie is. Heeft de schrijfster bestaan, dan vond ze in Drenthe het tegendeel van de dystopie die veel sf kenmerkt. Integendeel: de toen nieuwe arbeiderswijken in het groen ervaart ze als verwezenlijking van socialistische waarden. Een open groene ‘wonderstad’ met dorps gevoel. Waar gemeenschappelijkheid, gelijkheid en sociale interactie door de bouw bevorderd zijn. Archiefbeelden illustreren wat ze bedoelt. En wat de naoorlogse stadsontwikkelaars voor ogen hadden. Maar die reëel bestaande kant van het verhaal, de utopie, wordt door de filmregisseur al behoorlijk afgezwakt: we zien dat wat ooit open en gemeenschappelijke ruimte was tegenwoordig is opgedeeld in particuliere hokjes en postzegels grond, afgeschermd door hekken en schuttingen. En die inmiddels bejaarde stadsontwikkelaars, die in de film aan het woord komen, betreuren die teloorgang zeer. Ook dat is echt en niet verzonnen.
Dit documentaire aspect (we zien ook feestavonden, volksdansen, terrasbezoek) is ingebed in een sf-vertelling (van Valentina? Van regisseur Anastasija Pirozenko?) waarin Emmen en omgeving een eiland zou zijn geworden, omgeven door een oceaan, sinds een zondvloed een groot deel van Europa onder water zette. Een onzinnig gegeven, absoluut, maar meer omdat Emmen me niet hoog genoeg lijkt dan om de fictie van overstroming, die door zeespiegelstijging immers steeds actueler wordt. Tegelijk ook is het absurd. Emmen als teloorgegane utopie binnen, dus toch, een dystopie. Stad en omgeving worden zo in beeld gebracht dat je je inderdaad in een fictiefilm bevindt. Drenthe krijgt haast iets surrealistisch. Ik kan, alweer, niet alles duiden, maar het is een ambitieuze, intellectuele, gewaagde en boeiende productie.
Naya
Naya is de naam die Duitse biologen een jonge wolvin in de buurt van Dresden gaven. Ze werd verdoofd en kreeg een GPS-tracker. Na een tocht van 1238 kilometer vestigde ze zich in Vlaanderen op militair oefenterrein. Opwinding: de eerste wolf in honderd jaar daar. Een film, bijna uitsluitend opgebouwd uit beelden van onbemenste camera’s. En uit overzichtsbeelden waarin haar route met een lichtende lijn in nachtelijk landschap is getekend. Hoe saai kan het zijn, denk je. Hoe spannend en informatief blijkt het. Geen woord commentaar klinkt er van de makers. De vele tekst komt hoofdzakelijk van Vlaamse radiozenders, nieuws, interviews, commentaren. Het loopt van totale antropomorfie – ‘Naya wacht hier, op Valentijnsdag, op de liefde van haar leven’ – tot de anonymus die inbelt om te zeggen dat als niet snel ingegrepen wordt ‘wij de maatregelen gaan treffen. Dank u.’ Want er worden schapen gepakt, wat we dankzij camera’s ook zien. Oproepen om het dier – later de twee dieren, want een partner heeft zich gemeld (‘ze zagen elkaar en waren verkocht’) – met rust te laten, tot aan de aankondiging van een ‘wolvenwandeling’ voor het hele gezin (eventueel met hond).
Buitengewoon knap passeert zo im- en expliciet het hele wolvendebat de revue, van blijde biologen tot haters. Dat is één verdienste. De tweede, niet minder belangrijk, is het tijdens het kijken steeds groeiende besef dat we alles willen en steeds meer kunnen zien – bijna alles. ‘We’ of ‘men’ of Big Brother. De voyeuristische begeerte is zonder grens. Zoals een stem zegt, als mannetje ‘August’ is gesignaleerd: ‘Dit wil niemand missen, vooral niet het moment dat ze de liefde gaan bedrijven.’ Desnoods moeten er dan maar camera’s bij worden gezet. Ook voor de geboorte van de welpjes. Alleen: die komen niet. Plots zijn de wolven spoorloos. Waarschijnlijk zijn de maatregelen genomen. Boeren? Stropers die predatieconcurrenten kregen? De nachtcamera ziet ‘Poetins groene mannetjes’ door het bos lopen. Waren zij de moordenaars of ordeherstellers? In de aftiteling loopt een tekst die zegt: found footage van duizenden camera’s, gericht op de wereld, ‘civilised or wild’. Ja, we kijken en worden bekeken.
Wat achterblijft
Moeder is dood. Het huis moet verkocht. Dus leeg opgeleverd. Situatie waarin de meeste mensen vroeg of laat belanden. Waarbij we onder veel meer merken hoeveel spullen een mens in het leven verzamelt. En moeten kiezen wat blijft (en toegevoegd wordt aan eigen spullen), wat verkocht kan, wat naar de kringloop gaat, wat weg moet en in de container belandt. Geen container toch? zegt een van de drie zussen uit de film in een vroeg stadium. Ze heeft kennelijk emotionele bezwaren: de boedel van een dierbare tot afval gemaakt. Maar wat staat daar na een tijdje? Natuurlijk.
Chronologisch is de film niet. Post op de deurmat in een leeg, koud huis. Een paar dingen moeten nog weg. De wijnvoorraad? ‘Nemen jullie die zelf mee?’ vraagt een vrouwenstem. Denk het wel – moeten we dan verdelen. Dialoog tussen makelaar en een dochter kennelijk. Pas na drie minuten (en dat is echt lang in film) zien we dat het babygeluidje dat we hoorden van onder een muts vandaan komt. De muts van opa die er zijn hele leven maar eentje had, zegt dochter. Nou ja, denk je, in jouw leven dan. Maar een roerend detail is het wel. Dan zowaar een klein stukje kinderhoofd. Maar zelfs aan het eind van de film hebben we niemand echt gezien. Een goede keus vind ik: zo wordt deze rite de passage er eentje van Elckerlijc.
Het is herkenbaar: de vertrouwdheid met elkaar, de kleine ergernissen, de een die meer doet dan de ander, het tempo. De een die iets vaker geroerd is dan de anderen, of om andere dingen. Het voornemen veel weg te doen, maar per object de twijfel vanwege herinneringen, emotionele waarde. (In de eigentijdse badkamer van mijn dochter hangt een onooglijk houten medicijnkastje, de verf licht afgebladderd. Mij roert dat omdat het van mijn moeder was. Mij roert dat extra omdat het dochters liefde voor oma materialiseert.)
Ik vind het echt een mooie film, omdat hij zo gewoon is. Zo goed de sfeer van ‘voorbij’ treft. Tot voor kort was het nog ouderlijk huis en waren de voorwerpen bezield doordat ze van moeder waren, al realiseerde niemand zich dat op die manier. Het besef komt juist pas door de plotse betekenisloosheid van ‘les choses’ (om Perec te citeren). En het af moeten wegen of er per object toch nog iets van betekenis voor onszelf rest. Tot onze kinderen voor die keuzes staan en wegmieteren wat wij niet over ons hart verkregen. Stille film, mooie kaders. Moeilijk even als de pruik van mama tevoorschijn komt, die veel zegt. En een ‘dramatisch hoogtepunt’ als moeders verdwenen trouwring tussen echte troep op de vloer gevonden wordt door een kind. ‘Was die niet van papa?’ ‘Nee, kijk maar, hij past mij.’ Bij begin is alles bijna leeg, daar tussenin wordt gewerkt, herinnerd. Aan het eind is alles leeg. Dan is er geen ouderlijk huis meer.
Teledoc Campus 3Lab, zondags, NPO 3, 23.05 uur
Festus Toll, When You Hear the Divine Call, VPRO, 8 november
Marieke Widlak, Centen van Knegsel, BNNVARA, 15 november
Anastasija Pirozenko, Voorbij de zee, EO, 22 november
Sebastian Mulder, Naya, EO, 29 november
Loes Janssen, Wat achterblijft, AVROTROS, 6 december