De brug die ze achter zich hadden laten projecteren, was ik al weer bijna vergeten. Dat die brug nog geen wegdek had, ik vrees dat ik dat over het hoofd heb gezien op de persconferentie waarop vvd-leider Mark Rutte en zijn pvda-collega Diederik Samsom in het najaar van 2012 hun regeerakkoord presenteerden. Bruggen slaan, was het motto. Daar paste de foto prima bij.
Aanleiding om dat regeerakkoord er eens bij te pakken is de vorige week verschenen Middellange-termijnverkenning van het Centraal Planbureau, eigenlijk de voorspelling voor wat er in de komende regeerperiode staat te gebeuren met de staatsfinanciën, koopkracht en werkgelegenheid als een volgend kabinet geen nieuw beleid gaat voeren.
Voor die brug staand moesten Rutte en Samsom meedelen dat er in vier jaar voor zestien miljard euro zou worden bezuinigd. De economische crisis en de in de Europese Unie gemaakte afspraken over staatsschuld en jaarlijks financieringstekort vereisten dat volgens hen. Hoe anders zal de start van een nieuw kabinet zijn. Met de jongste cijfers van het cpb zit een volgend kabinet op rozen. Als dat het huidige beleid doorzet, heeft het jaarlijks geld over en daalt ook nog eens de staatsschuld.
Tot zo ver het goede nieuws.
Het mag de staatkas dan misschien goed gaan, dat geldt veel minder voor de kas van de inwoners van de staat. Die zullen hun koopkracht niet zien stijgen. De economie zal weliswaar licht groeien, maar daar merken zij niet veel van. En ook de nog hoge werkloosheid zal slechts licht dalen. Geen rooskleurig nieuws, ook al is het niet waar de aandacht van de meeste burgers deze dagen naar uitgaat.
Financieel woordvoerders van de politieke partijen in de Tweede Kamer maken zich er wel zorgen over. Een van hen geeft aan dat in Nederland de arbeidsproductiviteit zal moeten stijgen om de koopkracht te vergroten. Daar zijn volgens dit Kamerlid innovaties en nieuwe investeringen voor nodig. Anders kan Nederland alleen concurreren op de prijs van zijn producten en dat zet de lonen onder druk.
Dat geldt overigens niet alleen voor Nederland, maar voor de hele Europese Unie, benadrukte EU-commissaris voor Innovatie, Carlos Moedas, vorige week in Den Haag. Volgens hem is Europa altijd goed geweest in het verbeteren van producten, maar minder in het op de markt brengen van producten die de markt verstoren, zoals de mobiele telefoon die het monopolie van kpn doorbrak.
Behalve met geld voor investeringen wil Moedas dit soort disruptive innovations bevorderen door schotten tussen vakgebieden weg te halen en regels in EU-landen te stroomlijnen. Innovaties op de grens tussen bijvoorbeeld landbouw, chemie en biologie, waarbij bovendien onderzoekers en bedrijven uit verschillende EU-landen betrokken zijn, dreigen anders tussen wal en schip te vallen. Ja, daar is dan meer EU voor nodig. Een gedurfde boodschap in een land dat daar sterk over is verdeeld.
Terug naar het bruggen slaan. Daar is het kabinet van vvd en pvda onderling tot nu toe dan wel in geslaagd – ze regeren inmiddels een dikke drie jaar samen –, maar de samenleving is meer gepolariseerd dan ooit. De EU, de vluchtelingen, het handelsverdrag met Oekraïne, de islam, de pensioenen – de meningsverschillen en emoties over deze onderwerpen lopen hoog op. De kloof loopt tussen hoger opgeleiden en laag en middelbaar opgeleiden. De kloof weerspiegelt vaak ook een verschil in inkomen. En juist die inkomensongelijkheid, zo voorspelt het cpb, zal in de komende regeerperiode toenemen.
Het slechte nieuws is dus dat deze voedingsbodem voor polarisatie in de samenleving zonder nieuw beleid als het ware Pokon krijgt toegediend. Voeg die ontwikkeling bij allerlei internationale risico’s die het beeld van het cpb negatief kunnen beïnvloeden en het goede nieuws over de staatskas verbleekt nog meer: een eventuele Brexit, de terroristische dreiging, de vluchtelingenstroom, het monetaire beleid in Europa en de VS, de ontwikkelingen op de financiële markten en de afnemende groei in China en andere opkomende landen. En dan vergeet het cpb nog de eventuele gevolgen van klimaatveranderingen.
Deze risico’s en de cijfers over koopkracht, werkloosheid en inkomensongelijkheid overziend, zijn bij het gros van de partijen de codewoorden voor hun nieuwe verkiezingsprogramma’s samen te vatten met de letters I, I en O: Innovatie, Investeringen en Onderwijs. Dat klinkt optimistischer dan vier jaar geleden, toen Bezuinigen het codewoord was.
Eigenlijk tekent zich tot zo ver een grote mate van consensus af in politiek Den Haag. Te meer omdat verschillende fracties bij de vraag welk terrein innovatie behoeft en waarin dan geïnvesteerd moet worden bijna allemaal de onderwerpen ict en energie noemen, dat laatste nog verder invullend met energieneutrale huizen en elektrische auto’s.
Tot zo ver dan weer het goede nieuws. Want over de verdere invulling lopen de meningen uiteen: welke maatregelen passen daarbij, wie zal daar het meest van mogen profiteren, wat is een eerlijke inkomensverdeling? Bovendien ziet het er niet naar uit dat de economie het grootste verkiezingsonderwerp wordt, maar dat de strijd zal gaan over Europa, vluchtelingen, buitenlands beleid, defensie, vrijheid van godsdienst, integratie en de aanpak van terreur. Allemaal onderwerpen waarover in de samenleving een diepe kloof gaapt.
Het opnieuw slaan van een brug is dan ook hard nodig. Niet alleen tussen politieke partijen die na een heftige verkiezingsstrijd een kabinet moeten formeren, maar vooral tussen verschillende groepen in de samenleving.