
Opeens had iedereen het erover: polarisatie. Het scp rapporteerde eind vorig jaar dat steeds meer burgers zich er zorgen over maken. Het waarschuwde dat ‘het benadrukken van tegenstellingen’ de onderlinge verschillen onnodig kan uitvergroten en op termijn zelfs een bedreiging vormt voor de democratie.
Het werd een groot thema in de Provinciale-Statenverkiezingen. Politici buitelden over elkaar heen om elkaar van polariseren te beschuldigen. Toen Sigrid Kaag stelde dat veehouders niet langer zo’n groot beslag op het land konden leggen, verweet Caroline van der Plas haar dat zij polariseerde en onrust zaaide in de samenleving.
Het was natuurlijk een wat schijnheilig verwijt. Want als polarisatie draait om het benadrukken van tegenstellingen, dan is Van der Plas een polarisatieprinses. Zij hamert voortdurend op de kloof tussen stad en platteland, ook al is deze meer verbeelding dan werkelijkheid. Ook de vvd had met haar waarschuwingen tegen polarisatie boter op het hoofd. Mark Rutte en Edith Schippers probeerden de verkiezingscampagne naar hun hand te zetten door polariserende taal uit te slaan over de dreigende ‘linkse wolk’.
Zo bezien maakt iedereen zich er schuldig aan. En het is nog maar de vraag hoe erg dat is. De historicus Ruben Ros had het in een knap Groene-essay al over een heuse ‘polarisatiepaniek’. Er is een angstbeeld voor polarisatie ontstaan dat niet strookt met de werkelijkheid. Ook het scp treft hierin blaam.
Wat wetenschappers verstaan onder polarisatie is iets anders dan wat burgers daaronder verstaan. Het wetenschappelijke begrip ‘polarisatie’ slaat op het bestaan (en benadrukken) van politieke tegenstellingen en heeft niet per se een negatieve lading. Sterker nog, polarisatie wordt door sommige politicologen gezien als pijler van een gezonde democratie.
Een belangrijk vertolker van dit idee was de Amerikaanse politicoloog Elmer Schattschneider. Hij stelde dat de democratie er inherent toe neigt om te verworden tot een elitefenomeen. Het is het principe van politieke strijd dat tegenwicht biedt aan deze oligarchische tendens. Conflicten geven de bredere bevolking een mogelijkheid om zich te mengen in de politiek. Zonder tegenstellingen en polarisatie is er minder participatie en groeit de kloof tussen de burger en de politiek.
Een vergelijkbare analyse maakte politicoloog Hans Daalder. De gesloten regenteske cultuur van de verzuiling was gebouwd op het verhullen van tegenstellingen, stelde hij midden jaren zestig. Het inspireerde de polarisatiestrategie van de PvdA. Polarisatie werd als middel gezien om de Nederlandse politiek te democratiseren.
Het eerste kiezersonderzoek in de jaren zestig liet zien dat christelijke stemmers heel verschillend dachten over inkomens- en bezitsverhoudingen. Het idee was dat de PvdA, door juist deze sociaal-economische tegenstellingen te benadrukken en te politiseren, het christelijke machtsblok kon openbreken en de burger nauwer kon betrekken bij de politiek. Natuurlijk zag niet iedereen de polarisatie als een positief fenomeen; de christen-democraten hadden er een uitgesproken afkeer van. Maar alsnog is het intrigerend dat een begrip dat oorspronkelijk als onderdeel van het democratiseringsproces werd gezien, nu door het scp genoemd wordt als bedreiging voor de democratie.
Dat komt doordat we in de alledaagse taal met ‘polarisatie’ feitelijk iets anders bedoelen. Als burgers zich zorgen maken over polarisatie, zo schrijft ook het scp, dan denken ze aan de schrille toon van het debat en de verharding van de omgangsvormen. Het scp gebruikt echter de neutrale wetenschappelijke en de negatieve alledaagse betekenis van het woord kriskras door elkaar heen, met begripsverwarring tot gevolg.
In de samenvatting van het rapport adviseert het scp dat media en politiek het benadrukken van inhoudelijke meningsverschillen niet meteen ‘polarisatie’ moeten noemen. Maar volgens de eigen wetenschappelijke definitie van het scp is dat wat polarisatie feitelijk ís. Het scp neemt hier de begripsdefinitie van burgers over. Normaal proberen wetenschappers met exacte definities de chaotische alledaagse werkelijkheid te ordenen, hier gebeurt het omgekeerde.
Rest ons de vraag waarom het woord ‘polarisatie’ zo’n andere lading heeft gekregen in de alledaagse taal. Dat komt doordat de polarisatiestrategie van politieke kleur is veranderd. De linkse strategie werd verlaten onder Wim Kok. Tegelijkertijd kwam een rechtse strategie op. Pim Fortuyn pleitte ervoor om ‘de heerlijk warme consensusdeken van ons Nederlandse bedje te halen’.
De linkse polarisatiestrategie probeerde de cultureel conservatieve kiezer op sociaal-economische gronden naar links te bewegen. Fortuyn initieerde een culturele polarisatiestrategie, die de economisch linkse kiezer op culturele gronden tot een stem op rechts wilde verleiden. Het was het begin van de Nederlandse cultuurstrijd, die de laatste tijd extreme vormen aannam.
Het idee achter polarisatie was ooit om politieke duidelijkheid te scheppen. Vandaag de dag is het verworden tot een schimmenspel, dat de werkelijkheid eerder vertroebelt dan verduidelijkt.