In Emoticon wil Jessica Durlacher zowel het Israëlisch-Palestijnse conflict uitlichten als het daarmee samenhangende verhaal vertellen van een vriendschap tussen twee Nederlandse joodse vrouwen, Esther en Lola. Hoe die vriendschap groeide, hoe het vroeger in Israël fout ging tussen die twee en hoe het uiteindelijk na dramatische ontwikkelingen in het heden weer min of meer goed komt. Durlacher probeert verschillende kanten van het politieke conflict te laten zien en introduceert in haar verhaal ook de Palestijnse jonge vrouw Aisja Hammami, die onder barre omstandigheden het hoofd boven water probeert te houden. Ze is arm, heeft een broer die haar ernstig mishandelt en probeert via een internet café in Ramallah contact met de buitenwereld te onderhouden. Durlacher schetst dit personage van binnenuit. We beleven Aisja’s jeugd als stenengooister tijdens de eerste intifada, we maken haar ontwikkeling mee tot journaliste bij een genuanceerd Palestijns blad en beleven ook haar keuze voor de meer radicale Palestijnse strijd, die uiteindelijk tot een drama leidt waarbij de Nederlandse vrouwen betrokken zijn.

Aisja vertegenwoordigt de Palestijnse stem in deze roman. De schrijfster slaagt er niet in het beeld van deze vrouw uit te laten stijgen boven wat al in kranten over «de» moslimvrouw wordt geschreven. Ze zet daar niet een ongehoord literair beeld naast, geeft geen tegenstem maar sluit zich aan bij bestaande oordelen. Zo wordt Aisja in een zwaar aangezette scène gruwelijk door haar broer mishandeld, alleen omdat ze van hem niet met mannen mag praten. Ze is in de visie van Durlacher slachtoffer van Palestijnse propaganda en niet in staat zich daar bovenuit te werken.

De visie op deze Palestijnse vrouw is typerend voor de politieke visie van de roman. Er is geen sprake van een meerstemmig beeld van het Israëlisch-Palestijnse conflict. Durlacher schuift steeds de Israëlische visie naar voren. Palestijnen zijn de boosdoeners en hun terreurdaden worden in extenso beschreven, waarbij de emotionele gevolgen voor de overlevenden uitvoerig en tot in details zijn weergegeven. Israëlische kwaadaardigheden komen wel voor, maar over moorden wordt niet gesproken. Zij begonnen! Dat is de visie.

Het punt is niet dat een schrijver van een roman geen kant mag kiezen, het gaat erom dat je van een politieke roman mag hopen dat hij in visie en toonzetting van die visie iets toevoegt aan wat we in Nederland in kranten en tijdschriften dagelijks kunnen lezen. De twee Nederlandse vriendinnen komen in hun debatten niet veel verder dan gebabbel en gezwatel over de bekende standpunten. Geef liever beelden, onverwachte meningen, tegendraadse betogen, krankzinnige invallen die mij op het verkeerde been zetten. Maar de schrijfster interesseert zich in feite niet voor dit conflict, het gaat haar om iets anders.

Wanneer Esther bijna slachtoffer wordt van een bomaanslag overpeinst ze het volgende: «En ondanks de schok om de aanslag, waarvan alles in haar nog verholen natrilde, de weerzin om de barbaarse methoden van degenen die ze hiervoor nooit als tegenstanders had willen beschouwen, en ondanks het afscheid van haar leven van voor de klap (…) dacht Esther even vol oude ergernis, vol bijna vergeten, troostende, woedende ergernis, aan de ongenuanceerde Lola van vroeger, die ook zo kon fulmineren als het om Israël ging.»

Lola versus Esther, daar gaat het om.

Deze roman werkt met de ingrediënten van het melodrama. Hij lijkt politiek, maar is dat niet. Hij vertelt het levensverhaal van twee vriendinnen die elkaar hun hele leven dwars zitten en toch steeds met elkaar in contact blijven. Hij vertelt het verhaal van Esther die haar man verlaat en in Israël met zichzelf in het reine probeert te komen. Het verhaal van Lola die altijd mannen verslond, nu een vaste relatie met Maurice heeft, maar lang geleden in Israël in een kibboets zwanger raakte van een Israëlische man. Het verhaal van Esther die ooit in een kibboets een verhouding had met timmerman Arik. Ze ontsnapt vele jaren later aan een bomaanslag en gaat naar bed met BBC-verslaggever Raphaël. Het verhaal van Daniël, de lieve zoon van Lola, die naar Israël gaat om zijn vader te zoeken. Ten slotte volgt de dramatische ontknoping met daarbij passende onthullingen. Als de emotionele stofwolken zijn opgetrokken proberen de vriendinnen elkaar weer te aanvaarden en vindt Esther, wie weet, het geluk bij haar oude kibboetsvriend.

Als ik het verhaal van de roman zo tot enkele kernen terugbreng doemt onvermijdelijk het genre op van het literaire melodrama. Boeken met grote verlangens en stille wensen, met verdriet en menselijk onvermogen, boeken waarin heldinnen transformeren van onzelfstandige tot zelfstandige vrouw, sadder and wiser, of van lelijk eendje tot mooie zwaan, waarin vrienden vijanden blijken en dan weer vrienden. Waarin vrouwen en mannen het geluk zoeken. Boeken waarin uiteindelijk alles op een niet-aflatende melancholie uitloopt en waarin een groot drama nodig is om mensen uiteindelijk bij elkaar te brengen. De naam Konsalik dringt zich hier onafwendbaar naar voren, een van de groten van dit genre met titels als Verwoeste zielen, Weerzien in Tiflis en Als de Zwarte Godin roept.

De schrijfster werkt niet alleen in haar verhaal maar ook in haar stijl met de uitgangspunten van dit type melodramatische literatuur: de expliciete verwoording van grote gevoelens, de overheersing van het emotionele, de grote ernst, de scenische opbouw, de inlevende verteller en het onafwendbare lot dat alle mensen met elkaar verbindt. Ze zoekt naar zwaar aangezette emotionele effecten en ze laat zien dat ze daarmee goed uit de voeten kan. Haar boek is tot aan de rand gevuld met melodramatische zinnen als: «Even voelde ze een vreselijk, vreemd verdriet terwijl ze hem nakeek, naar hoe hij zijn tas op zijn rug sjorde en zijn been met een zwaai over zijn zadel gooide. Wegfietste. Dit was geen kleine jongen meer. Niets kwam ooit weer terug.» Maar omdat ze de politieke context van haar verhaal zo weinig dwingend in beeld wist te krijgen, is ze in deze roman in haar opzet niet geslaagd.