De 1 april-grap van De Groene is nog niet helemaal uitgewerkt. In schoolboeken en publicaties over de oorlog kom je met regelmaat de spotprent van Leen Jordaan tegen. Twee omhooggestoken handen die een geweer doormidden breken. De band met hakenkruis om de linkerarm legt de link naar de Duitse inval in Tsjecho-Slowakije op 15 maart 1939. In Europa nam de vrees toe dat ook andere landen het slachtoffer konden worden van Hitlers agressieve buitenlandse politiek. Het «peace for our time» waarmee Chamberlain bij terugkomst van de conferentie van München schermde, zou hem tot in lengte van dagen vergezellen als toonbeeld van naïviteit.

Leen Jordaan is ruim vertegenwoordigd op De getekende eeuw, de eerste wisseltentoonstelling in het Persmuseum. Begin oktober werd deze instelling eindelijk volwassen. De collectievorming dateert van 1902, toen D.A. van Waalwijk, de directeur van het Nieuwsblad van het Noorden met de stapel oude kranten in zijn kamer de kachel wilde aansteken. Hij besloot anders.

In de loop der jaren is de verzameling door liefdewerk-oud-papier uitgebreid en dankzij de inwoning bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) en een structurele subsidie is het nu een modern museum waar zowel vergeelde edities als moderne computerschermen informatie verstrekken.

Gastconservator Koos van Weringh (1934) had de opdracht om uit elk decennium van de voorbije eeuw tien politieke prenten te selecteren. De voormalige hoogleraar criminologie is een eminent verzamelaar en kenner van de politieke karikatuur. Wat is er trouwens aan de hand dat we criminologen vooral van hun liefhebberijen kennen? Herman Franke kennen we het best als romancier, Buikhuizen van zijn antiekzaak en Kees en Chrisje Brants van Velden van weleer, een door hen geschreven reisgids, inmiddels goed voor een zesde druk, naar de slachtvelden van de Eerste Wereldoorlog.

Van Weringh koos onder anderen voor Johan Braakensiek, die vanaf 1882 veertig jaar lang prenten maakte voor het weekblad De (Groene) Amsterdammer. Deze werden als losse bijvoegsels uitgebracht en genoten een grote populariteit. Voor het huidige publiek missen ze venijn en humor. Het zijn verhalende tekeningen geschikt als historische bron. De Engelse veldmaarschalk Lord Roberts krijgt vanwege zijn harde optreden in de Boerenoorlog een keurig advies. «Alva (tot Roberts): Plundering… Brand …… Moord….! Zóó heb ik hun vaderen ook gedaan en toch vochten zich de zonen vrij.»

De vernieuwing komt van Albert Hahn, de huistekenaar van de sociaal-democraten. Hij was de man van de klare lijn en duidelijke standpunten. Op de tentoonstelling hangen de originelen van de spoorwegprent en de worgprent, twee hoogtepunten. De reusachtige arbeider, met aan zijn broekspijpen tegenstribbelende directeuren, houdt de vertrekkende treinen tegen. Het symboliseerde de overwinning van het stakende spoorwegpersoneel in 1903. De titel, «Gansch het raderwerk staat stil, Als Uw machtige arm het wil», had Hahn ontleend aan een Duits vakbondslied.

Onder leiding van de antirevolutionair Abraham (de Geweldige) Kuyper sloeg het kabinet terug. De «dwangwetten», waren wetsvoorstellen die het stakingsrecht beperkten. Hahn reageerde in Het Volk met een tekening waarop de minister-president een geketende arbeider tracht te wurgen. «In den naam van Christus! Dr. Kuyper’s zorg voor de kleine luyden». In 1903 lag dat iets gevoeliger dan de genoegzame geeuw van Wim Kok waarmee Peter van Straaten Paars II kenschetst. Of de wrat waar Dries van Agt aan vastzat en de stoppels die Lubbers een boeventronie gaven.

In het geval van de worgprent werd er door de overheid opgetreden. Kiosken en boekhandels mochten het ding niet zichtbaar ophangen. Het Volk schrijft op 19 mei 1903 over een rechtszaak wegens Kuyper-belediging: «Gistermiddag had zich voor de rechtbank alhier te verantwoorden I.S. van Praag, winkelier in fruit in de Blasiusstraat, beklaagd dat hij openlijk heeft tentoongesteld de plaat van Het Volk, waarop dr. Kuyper een op den grond geboeid liggenden werkman worgt. Bekl. had de plaat voor de ramen van zijn winkel hangen en werd door den rechercheur J.H. v. d. Bult herhaaldelijk aangezegd dat hij die plaat moest wegnemen. Bekl. hing de plaat toen niet meer vlak vóór het raam op, doch aan den muur, evenwel zóó dat zij buiten waarneembaar was als men den winkel van zekeren kant naderde. Bekl. zeide niet de beteekenis der plaat te kennen, en niet goed te kunnen lezen.»

Onder het motto: «Het dondert niet wat ze over je zeggen, als ze maar wat over je zeggen», wil het cliché dat politici karikaturen van zichzelf uitknippen. Met als uitzondering wellicht voormalig minister van Verkeer en Waterstaat Neelie Smit-Kroes. Zij eiste in 1995 als Neelie Peper-Kroes rectificatie en schadevergoeding van tekenaar Teo Gootjes. Hij had haar in het Rotterdams Dagblad afgebeeld als tippelaarster. De prent zou suggereren dat ze smeergeld had aangenomen van het afvalverwerkingsbedrijf Tank Cleaning Rotterdam (TCR), dat door een milieuschandaal ten onder ging. De rechter wees haar eis af.

Het zijn eerder redacties of zelfcensuur die ervoor zorgen dat de lezer zich niet bezeert. Len Munnik maakte voor Trouw eind jaren tachtig een prent over homoseksuele leerkrachten op christelijke basisscholen. Met excuses omkleed werd zijn bijdrage geweigerd. Hij tekende een vertrekkende onderwijzer, die uitgeleide werd gedaan door het schoolbestuur dat zei: «Maar we zullen wel voor je bidden.» Lex Metz tekende in 1948 voor De Waarheid een prent waarop Stalin zijn hand uitsteekt naar een Amerikaanse arbeider, die de vertegenwoordigers van de wapenindustrie links laat liggen. Op de tekening is duidelijk te zien hoe de buik van de grote leider tot twee keer toe is ingekort: Een dikke kameraad Stalin, kom nou!

De originele versies van de spotprenten zijn interessant vanwege de toegevoegde teksten en correcties. Tjerk Bottema werkte vanaf 1920 vanuit Parijs voor onder meer De Notenkraker en gebruikte zijn tekeningen voor krabbeltjes aan de drukker, de etser of de administratie. In één geval verzoekt hij dringend om geld naar hem over te maken en memoreert hij een foutje in zijn vorige prent. Hij vluchtte in 1940 voor de nazi’s, die hem zochten vanwege zijn anti-Duitse prenten. Samen met zijn vriend Hendrik Marsman kwam hij om het leven bij een explosie op het KNSM-schip Berenice dat ze naar Engeland moest brengen.

De kunstschilder Bottema debuteerde in 1902 in het satirisch tijdschrift De Ware Jacob. Ook hij zou bijna veertig jaar lang spotprenten maken. Dat is tekenend voor het vak. Het gilde van karikaturisten is betrekkelijk klein en het werk heeft alles van een baan voor het leven. De opvolgers voor Frits Müller, Peter van Straaten en Fritz Behrendt staan niet te dringen. Ze zijn er wel. Erik van der Wal tekent als Pluis in het Nederlands Dagblad, Bas van der Schot bedient het Algemeen Dagblad, Mat Rijnders het Eindhovens Dagblad, maar een nieuwe Opland zit er nog niet bij.

De getekende eeuw. Politieke prenten 1900-2000 is tot 8 april te zien in het Persmuseum, Zeeburgerkade 10, Amsterdam. Openingstijden: dinsdag t/m vrijdag 10 tot 17 uur en zaterdag en zondag van 12 tot 17 uur.