De UNHCR kent vele succesverhalen, die de organisatie drie jaar geleden, toen ze tachtig jaar bestond, trots en gretig uitventte. Een dansende Madeleine Albright, de Amerikaanse ex-minister van Buitenlandse Zaken die met haar confrontatie-politiek inzake Kosovo de UNHCR handen vol werk bezorgde, werd door de vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties ingezet als belangrijkste mascotte: een vluchteling die het ver schopte. Als Tsjechische nam ze de wijk voor de nazis en later voor de communisten. In het fancy reclameclipje werd er niet bij verteld dat de omstandigheden van Albrights vlucht niet erg dramatisch waren. Haar vader was ambassadeur, dus ze woonde in het buitenland en kende haar vaderland nauwelijks. De oorlog bracht ze door in Engeland. De «vlucht» voor de communisten hield in dat haar familie na de oorlog niet terugkeerde naar Praag, maar zich vestigde in de Verenigde Staten van Amerika. Bij het succesverhaal Madeleine Albright kwam geen UNHCR kijken.
Het is nobel werk, het opvangen van vluchtelingen. Maar het is ook moeizaam werk. Doorgaans zijn de landen waar de vluchtelingen naartoe stromen niet erg blij met hun komst. Niet zelden moet de UNHCR samenwerken met onwillige autoriteiten, niet zelden krijgt ze te maken met vluchtelingen die hun woede en frustratie koelen op VN-medewerkers, altijd is er geldgebrek iets waaraan de UNHCR weinig kan doen: de organisatie is afhankelijk van bijdragen van VN-landen.
De UNHCR is echter ook notoir om haar weinig flexibele karakter. Lubbers voorgangster Sadako Ogata en haar medewerkers stonden bloot aan voortdurende kritiek. De organisatie was wanordelijk, de bureaucratie te groot, en de politieke verwikkelingen waarin de UNHCR als VN-organisatie onvermijdelijk terechtkwam (de VN zijn nu eenmaal geen onpartijdige organisatie, zoals bijvoorbeeld het Internationale Rode Kruis) ondermijnden de daadkracht. NRC Handelsblad-journalist Dick Wittenberg, die in 2000 vijftien dagen verbleef in het vergeten UNHCR-vluchtelingenkamp Kakuma, in het uiterste noordwesten van Kenia, stuitte op felle kritiek van particuliere hulpverleners die «de bureaucratie, het amateurisme en de arrogante machtsbelustheid» van de VN-vluchtelingenorganisatie hekelden. Het overbodige kamp zou volgens een van hen in stand worden gehouden omdat de UNHCR «leeft van vluchtelingen».
Bij een bezoek aan een vluchtelingenkamp in Tuzla in 1995 werd Ogata bekogeld en beschimpt door woeste moslimvluchtelingen die meenden dat de UNHCR geen vinger naar ze had uitgestoken. Ogata schoof de schuld (terecht) af op de Bosnische Serven die geen hulpkonvooien toelieten. Tezelfdertijd kreeg ze ook felle kritiek te verduren omdat de UNHCR niet optrad tegen de militarisering van de kampen waarin ze in Oost-Congo (toen nog Zaïre) twee miljoen Rwandese Hutu-vluchtelingen had opgenomen. Moordenaars kregen dezelfde humanitaire hulp als onschuldigen de kampen kostten een miljoen dollar per dag. Toen de extremistische Hutu-militie Interhamwe vanuit de kampen raids op de Tutsis organiseerde, smeekte Ogata de internationale gemeenschap herhaaldelijk om troepen om de extremisten te verwijderen. Maar die troepen kwamen niet, dus besloot ze in 1997 zich terug te trekken. De UNHCR stuurde de Hutu-vluchtelingen terug met de belofte dat de VN ze zouden beschermen in Rwanda. De Hutus liepen echter recht in de armen van het Rwandese Tutsi-leger.
Twee jaar later, tijdens de oorlog in Kosovo, bleek de UNHCR totaal onvoorbereid te zijn op de meer dan een miljoen Albanese vluchtelingen die Macedonië en Albanië overspoelden.
De groots opgezette campagne rond het vijftigjarig bestaan van de UNHCR diende ook om het imago van de organisatie op te vijzelen. Wellicht heeft Ruud Lubbers het daaraan te danken dat sinds zijn aantreden op 1 januari 2001 de kritiek op de UNHCR nagenoeg verstomd is. Het is opvallend dat nu Lubbers onder vuur ligt om redenen die niets te maken hebben met het zo belangrijke werk van de vluchtelingenorganisatie nergens de vraag rijst hoe de UNHCR eigenlijk presteert. Anno 2004 blijkt het UNHCR-verhaal op ten minste twee plaatsen in Afrika niet louter het succesverhaal van de reclamecampagne.