Om de vraag te beantwoorden of Nederlandse militaire aanwezigheid in Indonesie na 1945 zinvol was, kan men niet om de vraag heen wat de zin had moeten zijn. Mijn vader vertrok kort na mei 1945 naar de VS voor een training om daarna de Japanse bezetter uit Indonesie te verdrijven. Japan was bondgenoot van de nazi’s, dus elk zinnig mens zou met deze opdracht instemmen, ook nu nog! Maar toen Nederland uiteindelijk een leger op volle sterkte in Indonesie had, viel er geen Japanner meer te bekennen.
Het leger had van begin af aan kunnen weten dat het in feite niets anders te doen zou hebben dan het heroveren van Indie. Of had men verwacht dat alleen al hun aanwezigheid elk onafhankelijkheidsstreven zou doen wegsmelten? En wie was de vijand? De leiders van Indonesie, die ‘hadden geheuld met de Jappen’? Afgezien van de vraag of voor Nederland de rol van engel der wrekende gerechtigheid was weggelegd; een koloniale mogendheid zal elke leider een ondermijner van ‘de orde’ noemen, zelfs als hij Gandhi heet en geweldloosheid predikt.
Het is jammer dat Nederland geen premier van wereldformaat had die inzag dat het tijdperk van dekolonisatie was aangebroken. Door krampachtig vast te houden aan wat nog te redden leek, hebben we alles verloren. Toen Nederland niet langer heer des huizes in Indie kon zijn, had het er in ieder geval ‘kind aan huis’ kunnen blijven.
Poncke Princen trok - terwijl hij er midden in stond - de conclusie dat onze aanwezigheid daar geen zin meer had en dus ongerechtvaardigd was. Dat er Nederlanders zijn gesneuveld, is niet zijn persoonlijke schuld maar het trieste gevolg van Nederlands ongerechtvaardigde aanwezigheid.
Het was niet de eerste zinloze oorlog in de geschiedenis en vermoedelijk ook niet de laatste. Poncke Princen is helaas het symbool geworden van de hardnekige weigering om hardop (hardop! want zelfs in het hart van de meest verstokte veteraan knaagt de twijfel) te zeggen dat het zinloos was.
Den Haag, KEES MEILING