Dat de teloorgang van de sekswinkels zich stilzwijgend heeft voltrokken, is in alle opzichten tekenend voor de publieke omgang met pornografie. Wat zich afspeelt in dat universum van vlees en vocht blijft goeddeels onbesproken, ook al heeft vrijwel iedereen zich wel eens in die wereld opgehouden. Pornografie, in de meest brede zin van het woord, is als een uitgestrekt en duister woud, vol geheimen, waarover niet of nauwelijks geconverseerd of geschreven wordt; ze mag dan alomtegenwoordig – en in veel kringen geaccepteerd – zijn, de grenzen met de ‘gewone’ wereld zijn fier overeind gebleven.

Natuurlijk zijn de opvattingen over wat wel en wat niet oorbaar is vrijwel overal in de wereld opgerekt en opgeschoven. Afbeeldingen die in de jaren van het mannenweekblad De Lach (1924-1972) nog werden beschouwd als riskante pikanterie tref je nu aan in doorsnee advertenties voor parfum, kaas of lingerie, niet zelden op gevelhoge billboards. Sommigen hebben hieruit geconcludeerd dat onze cultuur lijdt aan een verregaande ‘seksualisering’ – wat suggereert dat de grenzen verdwenen zijn. Daarvan lijkt echter geen sprake: de bosrand is hoogstens wat rafeliger geworden, maar wat daarachter ligt is niet minder duister geworden.

Glimpen van die wereld krijgen we geregeld te zien, vooral in de vorm van sensationele statistieken, die vervolgens lang niet altijd even solide blijken te zijn. Zo zou er in de Amerikaanse porn industry meer geld omgaan dan in alle toonaangevende digitale bedrijven en diensten, waaronder Microsoft, Google, Amazon en Apple, tezamen; in China, Zuid-Korea en Japan zou de omzet nog aanmerkelijk hoger liggen. In Australië heeft één op elke drie tienjarigen ervaring met pornosites. In Nederland worden – veelal door kinderen – dagelijks vier miljoen pogingen gedaan de op computers geïnstalleerde ‘parental control’-programma’s te breken. En zo levert elk statistisch curiosum wel ergens een kranten­bericht of blogpost op, of het nu gaat om het gegeven dat zeventig procent van de mannen boven 65 geregeld porno kijkt, of dat het strengchristelijke Utah, wanneer het gaat om digitale seks, alle andere Amerikaanse staten passeert.

Serieuze aandacht voor pornografie is er, goed beschouwd, veel minder. In het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek ligt het onderwerp nog altijd extreem gevoelig, al wordt het pionierswerk van iemand als de Californische mediawetenschapper Laura Williams, auteur van Hard Core (1989) en Porn Studies (2004), algemeen gerespecteerd. Williams betoogt al jaren dat pornografie serieus genomen moet worden, niet als buitenissig fenomeen, maar als centraal onderdeel van de hedendaagse populaire cultuur. De omzet ervan, ruim tien miljard dollar per jaar, overstijgt die van andere sectoren, aldus Williams, en dat geldt ook voor de culturele en sociale invloed ervan.

In Nederland krijgt pornografie slechts vanuit twee perspectieven enige serieuze aandacht: enerzijds uit de hoek van de hulpverlening en de openbare gezondheid, anderzijds vanuit de kunsten en de kunst­beschouwing. Zo houden seksuologen zich bezig met de invloed van pornografie op het seksuele gedrag en de verwachtingen van jongeren, terwijl de belangstelling vanuit de gezondheidszorg zich vooral richt op de psychische gevolgen. Een mooi voorbeeld daarvan is het vorig jaar verschenen, betrekkelijk nuchtere rapport De opwinding voorbij: Aard, ernst en omvang van gebruik en problematisch gebruik van online pornografie in Nederland van het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving.

Van heel andere aard is uiteraard de rol die film, literatuur en beeldende kunst spelen: van De Sade en Bataille tot Anaïs Nin en E.L. James, de auteur van Vijftig tinten grijs – al eeuwen vervullen kunstenaars een brugfunctie tussen de ‘normale’ wereld en het universum van obsceniteiten. Of ze daarin slagen is een tweede. Het voelt alsof er een kloof blijft gapen tussen de esthetische blik van de kunstenaar en het rauwe, niets verhullende (quasi-)realisme van de visuele pornografie. Ook de kunst lijkt per saldo weinig licht te brengen in de duisternis van het woud van de pornografie – afgezien van de enkeling die welbewust visuele en fysieke grenzen overschrijdt, zoals de Schopenhauer lezende pornoster Sasha Grey, of regisseurs als Pasolini, Nagisha Oshima (L’empire du sens), Virginie Despentes (Baise-moi) en, uiteraard, Von Trier.