Lissabon – ‘Het lijkt erop dat de Portugezen niet van absolute meerderheden houden’, zei premier António Costa vijf dagen voor de verkiezingen van afgelopen zondag. In de peilingen was hij dichtbij geweest, de zestigjarige leider van de sociaal-democratische PS. Maar naarmate de stembusgang naderde, verdampte de riante voorsprong op zijn rivaal Rui Rio. Het wordt een nek-aan-nekrace, zo luidden de laatste voorspellingen van de pollmakers. De conservatieve psd van Rio zou zelfs de grootste partij worden.
Ze zaten er naast, en niet zo’n beetje ook. Costa kreeg waar hij op gehoopt had, en waarvan hij op het laatst niet meer had durven dromen: een absolute meerderheid van 117 zetels in het parlement van 230, en een straatlengte voorsprong op nummer twee Rio.
Terwijl het confetti regende bij de sociaal-democraten verkeerden hun linkse bondgenoten in mineurstemming. Vooral het Bloco de Esquerda (Links Blok), verwant aan het Spaanse Podemos en tot aan de vervroegde verkiezingen van zondag de derde partij in het land, kreeg ervan langs. Van de negentien zetels bleven er nog maar vijf over. Bij de communisten was de ravage iets minder groot. Toch verloren ook zij de helft van hun twaalf parlementariërs.
Dankzij het Linkse Blok en de communisten was Costa in 2015 premier geworden en kon zijn minderheidskabinet in 2019 op herhaling. De progressieve samenwerking leverde opmerkelijke resultaten op. Portugal slaagde erin economische groei te combineren met het terugdraaien van de door de trojka – imf, Brussel, Europese Centrale Bank – opgelegde bezuinigingen op de sociale uitgaven. Maar geleidelijk keerde het aloude wantrouwen tussen de PS en radicaal-links terug. Dat de sociaal-democraten vorig jaar vaker met rechts stemden dan met hun linkse bondgenoten was ook niet bevorderlijk voor de verstandhouding.
Uiteindelijk viel het kabinet doordat het Linkse Blok en de communisten de begroting van Costa weigerden te steunen. Ze verweten de premier een gebrek aan ambitie op het gebied van zorg, huisvesting en arbeidswetgeving. Het deerde de Portugese kiezer kennelijk onvoldoende om niet massaal op Costa te stemmen. Of misschien kwam dat ook wel uit angst voor een rechtse meerderheid met een sleutelrol voor de ultra’s van Chega, zoals een communistische leider suggereerde. Want daarin kregen de polls wél gelijk: de extreem-rechtse partij van André Ventura boekte een spectaculaire winst en werd in één klap de derde politieke kracht in Portugal.