Lissabon – Bijna niemand in Portugal gaf vier jaar geleden ook maar een cent voor de kansen van premier António Costa om de eindstreep te halen. Maar daar staat hij, fier op kop in de peilingen voor de verkiezingen van zondag, de concurrentie op een straatlengte achter hem.

Eigenlijk is er maar één vraag: zal de sociaal-democratische Partido Socialista van de 58-jarige Costa ditmaal de absolute meerderheid behalen, of zal hij opnieuw moeten aankloppen bij zijn parlementaire bondgenoten van de voorbije regeerperiode, het Links Blok en de eco-communisten?

Costa zelf hoopt op het eerste. Niet dat het akkoord met de twee linkse partijen slecht is bevallen. Met slechts 86 zetels in het parlement van 230 is het minderheidskabinet van de PS dankzij de steun van beide gedoogpartners opvallend stabiel gebleken. Tegen alle verwachtingen in – niet voor niets kreeg het kabinet-Costa de bijnaam geringonça, prutswerk.

Maar Costa is beducht voor een sterk Links Blok, dat onder leiding van de charismatische Catarina Martins bij de vorige verkiezingen ruim tien procent van de stemmen behaalde. En omgekeerd vreest Martins dat een absolute meerderheid van Costa de sociale maatregelen van de voorbije jaren in gevaar brengt, zoals de verhoging van het minimumloon van vijfhonderd naar zeshonderd euro. De PS staat in de polls op bijna veertig procent van de stemmen. In zetels nadert dat de meerderheid. Het Linkse Blok blijft schommelen rond de tien procent.

Martins (46) wil deel uitmaken van de nieuwe regering. Costa heeft daar weinig zin in. In de campagne heeft hij steeds verwezen naar de situatie in Spanje, waar de formatiebesprekingen tussen zijn sociaal-democratische collega Pedro Sánchez en Podemos-leider Pablo Iglesias na vijf maanden stuk liepen. Podemos en Links Blok zijn verwante partijen. ‘Een zwakke PS en een sterk Links Blok betekent onregeerbaarheid’, zei Costa.

Het resultaat van vier jaar samenwerking tussen de drie linkse partijen mag er zijn. In elk geval in macro-economisch opzicht: het begrotingstekort daalde van 4,4 naar 0,2 procent, de staatsschuld zakte van 130 naar 116 procent en de werkloosheid halveerde van twaalf naar zes procent. De keerzijde is het gebrek aan overheidsinvesteringen. Dat heeft tot stakingen geleid in sectoren als de gezondheidszorg en het transport. Maar als de polls zich niet vergissen, hebben de Portugezen al met al best zin in nog eens vier jaar prutswerk.