Plat tegen de muur
Flauw dat briefschrijver H. Bevers (De Groene Amsterdammer, 16 maart) Joeri Boom de oren wast omdat hij in zijn Uruzgan-reportage Plat tegen de muur! een soldaat nader aanduidt als Fries. Het lijkt mij duidelijk dat Boom alleen maar heeft willen voorkomen dat de eenmalig opduikende, buiten Friesland zeldzame voornaam Bindert vraagtekens opriep. En het was nu juist zo’n uitstekende reportage, die het tergend moeizame karakter van de Nederlandse missie in Afghanistan bijna voelbaar maakte. Ik hoop dat de briefschrijver in zijn verontwaardiging over deze kleinigheid niet het zicht heeft verloren op het wezenlijke in het artikel.
AFKE VAN DER TOOLEN, Leiden
Vrrroem
Rob van Erkelens zit er helaas naast in de laatste alinea van zijn artikel in De Groene Amsterdammer van 23 maart. Formule I-coureur Roger Williamson is na zijn crash op het circuit van Zandvoort niet aan zijn lot overgelaten. Zijn vriend en collega David Purley heeft met gevaar voor eigen leven een heldhaftige poging gewaagd om hem te redden, maar helaas vergeefs. De beelden hebben op mij een onvergetelijke indruk gemaakt.
PETER BONDER, Enschede
Onderwijs
Bas Jacobs combineert in zijn fulminade (De Groene Amsterdammer, 16 maart) tegen de onderwijsbureaucratie slim twee overtuigingen uit het gesundenes Volksempfinden: bureaucratie is slecht en meer schaalvergroting leidt tot meer bureaucratie. Maar de laatste stelling wordt in hetzelfde rapport van de Onderwijsraad dat hij aanhaalt al ontkracht: dat stelt dat er geen verband is tussen schaalgrootte en hoeveelheid bureaucratie. Grote scholen zijn niet bureaucratischer dan kleine.
En in hoeverre bureaucratie in zichzelf slecht is, kan alleen worden afgemeten aan de mate waarin scholen voldoen aan hun maatschappelijke taak.
Gelukkig voor onderwijsbestuurders vervullen ze die taak nog vrij aardig: de resultaten van het Nederlandse onderwijs zijn internationaal van hoog niveau, zeker gezien het relatief lage onderwijsbudget ten opzichte van het bbp in Nederland.
Dat er in 25 jaar zoveel meer aan bureaucratie is uitgegeven, heeft, zoals de Onderwijsraad ook al opmerkt, te maken met de taakverzwaring op instellingsniveau ten gevolge van de terugtredende overheid. Tegelijkertijd eist dezelfde overheid hogere prestaties en meer dienstverlening van de scholen.
HARTGER WASSINK, Nijmegen
Kerk en staat
Met Ger Groot (De Groene Amsterdammer, 9 maart) vind ook ik dat zorgvuldig moet worden omgegaan met het gegeven dat de rol van de overheidsambtenaar als surrogaatpriester bij het sluiten van een burgerlijk huwelijk vragen oproept. Maar waar ik het beslist niet mee eens ben is dat je bij de beoordeling van de situatie van de weigerende trouwambtenaren geen onderscheid zou mogen maken tussen een goede en een slechte oriëntatie van het geweten. Ik meen dat dit tot op heden juist veel te weinig is gebeurd! Hoezo neemt de wet geen stelling? De wetgever heeft er met de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor homoparen immers voor gekozen om een van de laatste misstanden uit de weg te ruimen op de lange weg naar emancipatie van een achtergestelde bevolkingsgroep.
Wanneer Ger Groot ook nog eens een vergelijking trekt tussen de weigerachtige trouwambtenaren van nu en het verzet van sommige Zaanse gemeenteambtenaren tegen Janmaat in de jaren tachtig, is hij echt de weg kwijt. Kent Ger Groot misschien het verschil tussen vervolgers en vervolgden niet? Is hij de vele homoseksuele slachtoffers vergeten van het Duitse nazi-regime en van de Nederlandse overheid? Weet hij niet dat het anti-homobeleid na de oorlog gewoon werd voortgezet? En vraagt hij nou heus respect voor ambtenaren die dat beleid ook nu nog willen voortzetten?
Geen fatsoenlijk mens haalt het tegenwoordig nog in het hoofd om te zeggen dat de joodse existentie ‘een gruwel’ is, en doet iemand dat wel, dan krijgt-ie terecht zowat heel Nederland over zich heen. Maar zeg hetzelfde over homoseksuelen en homoseksuele relaties en het is opeens een standpunt waar je respect voor moet hebben.
Natuurlijk moet van vertegenwoordigers van de rechtsstaat worden geëist dat ze hun discriminatoire gedrag opgeven als ze weigeren deze wet uit te voeren. Als het echt niet anders kan door overplaatsing naar een andere functie. Dat heeft niets met rechtzinnigheid of met Dolle Dinsdag te maken, maar met mijn gerechtvaardigde verlangen dat de wet, waarvoor iedereen geacht wordt gelijk te zijn, ook voor iedereen gelijk wordt uitgevoerd. Doe je dat niet, dan tast je de essentie van onze rechtsstaat aan. Niet verwerpelijke opvattingen verdienen ons respect, maar de rechtsstaat doet dat, en de overheid dient hierin zelf duidelijk en ondubbelzinnig het goede voorbeeld te geven!
JET VAN PELT, Amsterdam