Jacob Kirkegaard
Het herhaald terugspelen en heropnemen van geluid in een bepaalde ruimte is een ontdekking van de Amerikaanse geluidskunstenaar Alvin Lucier. In zijn stuk I Am Sitting in My Room (1980) spreekt hij een tekst die begint met de woorden zoals in de titel. Dit wordt dan afgespeeld en heropgenomen steeds op dezelfde plaats, niet tien keer maar vaker, net zo lang tot het frequentiespectrum van zijn woorden totaal is omgezet in het frequentiespectrum van de kamer: muren, vloer, ramen, aanwezige objecten. Muzikaal is dit niet interessant, maar fenomenologisch juist wel heel erg: de omgeving laat zich horen. Jacob Kirkegaard, zoals beschreven in het stuk van Thijs Menting (De Groene Amsterdammer, 14 september), doet vrijwel hetzelfde. Dat Alvin Lucier hierbij niet wordt genoemd, zie ik als een soort roof. Ik kan me ook niet voorstellen dat deze Deense geluidskunstenaar Lucier niet kent.
BART VEGTER, Rotterdam
De verlamming van België
Als lezer van De Morgen en De Groene val ik van mijn stoel van verbazing. In het nummer van 7 september dat ik deze week kreeg staat het stuk van Yves Desmet over de Belgische formatiecrisis. Absoluut een correctie waard is punt 6. Niet de Vlaamse liberalen, maar de Vlaamse christen-democraten hebben ‘electorale doping’ gebruikt in de vorm van de ‘radicalere rechtse’, of in ieder geval separatistische partij n-va. Desmet moet bij het maken van deze domme, consequent volgehouden fout een tijdelijke vlaag van verstandsverbijstering hebben gehad, of van ernstig kortetermijn-geheugenverlies. Verder is Desmet, anders dan de auteursinformatie suggereert, nog steeds politiek hoofdredacteur van De Morgen.
Overigens denk ik dat inmiddels Leterme de Belgische verlamming in persoon is geworden. Hij heeft de afgelopen maanden, -ondanks zijn positie van (ex-)formateur, niet één keer de indruk gewekt dat hij België als één land met één algemeen belang beschouwt. Integendeel. Hij is doordrenkt van wij-zij-denken. Desmet zal dat wel met me eens zijn, het is een variant van zijn punt 9.
FELIX VAN DE LAAR, Antwerpen
Pavarotti
Pavarotti was geen deel van mijn leven, als kind, zoals bij Bas van Putten (‘Ik haatte hem’, De Groene Amsterdammer, 14 september). Ik groeide op achter het IJzeren Gordijn, waar de namen van wereldsterren vooral uit de krant bekend waren. Wij hadden onze eigen idolen. In Moskou in de late jaren vijftig betekende de naam van de legendarische tenor Ivan Kozlovsky voor veel mensen méér dan die van de secretaris-generaal van de Communistische Partij. Ik herinner me van het televisienieuws hoe honderden fanatieke vrouwen (de meeste van boven de vijftig) de levende legende bij de ingang van het Bolsjoi Theater met tranen van bewondering begroetten. Ik herinner me hoe mijn jonge en progressieve ouders ironisch glimlachten als die oude man zong, op zijn feestelijke jubilea, met een stem die trilde, maar nog altijd helder was. Dan zeiden ze dat hij dat niet had moeten doen. Dat het jammer was. Ik haatte hem niet, maar ik hield ook niet van hem – hij was een deel van mijn gelukkige jeugd, niets meer. Een teken van de tijd.
De eerste keer dat ik Pavarotti hoorde was toen het Drie Tenoren-concert begin jaren negentig door de Russische tv werd uitgezonden. Tijdens dat concert, dat zo zwaar werd bekritiseerd als het ultieme kitsch-meesterwerk, merkte ik dat zijn stem anders was dan alles wat ik tot dan toe had gehoord, ook al was zijn stem toen, zoals Bas van Putten mij leerde, niet meer wat hij twintig jaar daarvoor was geweest. Ik begon over bel canto te lezen. Ik legde een verzameling platen aan, met de opera’s van Donizetti, Bellini, Rossini en Verdi. Ik leerde andere tenoren kennen. Ik begon ze te vergelijken. Ik overwon zelfs mijn scepsis over de Russische idolen uit de jaren vijftig; ik luisterde naar opnamen van Kozlovsky en ontdekte dat hij inderdaad een fenomeen was. Maar elke keer als ik een -opname van Pavarotti hoorde was die stem onmiddellijk herkenbaar, en volledig dominant in de uitvoeringen. Althans, dat dacht ik. Arme ik, ik wist niet dat hij in die tijd het recht op zingen al verloren had, verdoemd door zijn critici. Pavarotti had mijn aandacht getrokken, ook al deed hij later al die verschrikkelijk foute dingen, openluchtconcerten met Bono. Hij opende de wereld van de opera voor mij en daarin sta ik, ben ik bang, niet alleen. Mission accomplished.
Op de dag dat Pavarotti overleed vroeg mijn tienjarige zoon of ik wat operamuziek wilde opzetten. Hij had al die roddelpers niet gelezen, en wist niet dat de grote stem geen bestaansrecht meer had. Hij vond het gewoon mooi. Misschien heeft hij op zijn jonge leeftijd al het besef dat je compassie moet tonen, en niet slecht moet spreken over de doden. Ik ben trots op hem.
OLGA VAN DER WUSTEN-GRITSAI, Heemstede