BUITENLANDSE STUDENTEN

Rutger van der Hoeven schenkt in zijn artikel ‘Het belang van de buitenlandse student’ (De Groene Amsterdammer, 14 september) aandacht aan de internationalisering van het hoger onderwijs. Hij arriveert bij een misplaatst beeld van nut, noodzaak en motieven. De hoofdreden voor de jacht op buitenlandse studenten is zeker niet geld!

In de universitaire sector, en zeker voor de Universiteit van Amsterdam, geldt dat alle vormen van internationalisering moeten bijdragen aan verhoging van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Een onderzoeker kan zijn werk niet goed doen zonder kennis van de staat van zijn vakgebied wereldwijd, een wetenschapper moet participeren in internationale netwerken, een docent moet zijn of haar onderwijs kunnen vergelijken met dat van andere (buitenlandse) universiteiten, enzovoort. Universiteiten verdienen geen geld aan buitenlandse studenten. Er moet eerder geld bij. Er worden additionele kosten gemaakt bij opvang (visa-ondersteuning, huisvesting) en onderwijs. Studenten van buiten Europa betalen sinds kort hogere collegegelden, maar deze zijn vastgesteld op een kostendekkend niveau, in het licht van de aanstaande afschaffing van overheidssubsidie voor deze groep.

Een andere misvatting is het idee dat het te betreuren valt dat buitenlandse studenten of onderzoekers na verloop van tijd teruggaan naar hun eigen land of naar een ander land. Alsof promovendi en postdocs in de tussentijd niet een significante bijdrage hebben geleverd aan onderzoek op een Nederlandse universiteit! Dat neemt niet weg dat de universiteiten onvoldoende ruim in hun jasje zitten om buitenlandse topwetenschappers (financieel) vast te houden. Maar in generieke zin is juist zowel in- als uitstroom van belang.

Dit brengt ons op het landsbelang. Er ontbreekt inderdaad een goede kosten-batenanalyse van buitenlandse studenten in Nederland. We kunnen echter wel gebruikmaken van de ervaring van het Britse hoger onderwijs. In een recente kosten-batenanalyse van het Higher Education Policy Institute wordt ondubbelzinnig geconstateerd dat het zéér de moeite waard is om het aantal buitenlandse studenten te maximeren vanwege de vele economische en financiële baten. Er is geen a priori-reden om aan te nemen dat dit in Nederland anders zou liggen, zij het dat het veel geringere aantallen studenten betreft. Vanzelfsprekend laat een dergelijke studie naar de Nederlandse situatie al veel te lang op zich wachten.

Een internationale inbedding is een voorwaarde voor een kwalitatief hoogstaande universitaire sector. En dit versterkt op zijn beurt de concurrentiekracht van de Nederlandse kenniseconomie. Hier is sprake van een wisselwerking tussen landsbelang en universitair belang. Jammer alleen dat de overheid deze wisselwerking te pas en te onpas met de mond belijdt, maar slechts op zeer beperkte schaal beurzen beschikbaar stelt voor buitenlands talent.

ANNE VAN DE GRAAF

beleidsmedewerker internationalisering & onderwijs, Universiteit van Amsterdam

DE WET VAN SINN

Vóór ik het artikel ‘De wet van Sinn’ van Bas Jacobs las (De Groene Amsterdammer, 7 september) had ik de hoop dat alternatieven, zoals wind- en zonne-energie et cetera zouden bijdragen aan verminderde co2-uitstoot en alles wat daar het gevolg van is. Helaas, zijn commentaar en ‘the workpaper’ van Sinn hebben mij ontnuchterd.

De maatregel van Sinn om belasting te heffen op de winning van olie en andere carbondelfstoffen lijkt mij niet reëel, zolang regeringsleiders en staatshoofden grote belangen hebben in de productie. Alle economieën zijn afhankelijk van olie en kolen voor stabilisering en groei. Wat kunnen dan de vooruitzichten zijn?

Jared Diamond vergelijkt in zijn boek Collapse: How Societies Choose to Fail or Survive (besproken in De Groene Amsterdammer, 10 juni 2005) voorbeelden van gesloten economieën die na (honderden) jaren volledig zijn uitgestorven en andere, die nog steeds bestaan. Opmerkelijk is dat het daarbij gaat om de macht in die gemeenschappen. Voor de toekomst blijven slechts enkele mogelijkheden over. Wereldwijde planeconomie met socialisering van carbonproductie en verbruik onder leiding van de VN, revolutie of met z’n allen als lemmingen naar de filistijnen. Ik blijf nog steeds bomen planten, maar ik kijk verontrust naar de toekomst van mijn kinderen en kleinkinderen.

HUUB STEIJNS, Ierland