Toetsingskader voor Uruzgan
In ‘De weg naar de hel is geplaveid met goede bedoelingen’ (De Groene Amsterdammer, 5 oktober) stelt Joeri Boom dat het door SP, GroenLinks en twee antioorlogsplatforms gevormde comité Troepen Terug uit Afghanistan ten onrechte meent dat de Uruzgan-missie ooit een opbouwmissie is geweest en dat het argument ‘doelstelling niet gehaald, wegwezen daar’ daarom niet geldig is. Hij verwijst naar de artikel-100-brief waarmee de regering destijds haar besluit motiveerde om naar Uruzgan te gaan.
Boom volgt in deze stelling wel heel makkelijk vvd-woordvoerder Van Baalen en de legerleiding, die volgens het mechanisme ‘doelstelling niet gehaald, dan passen we de doelstelling aan’ glashard ontkennen dat wederopbouw wel degelijk een centrale doelstelling van deze missie was en is. Het zou volgens hen enkel een mooi praatje zijn geweest om de pvda-fractie mee te krijgen. Dat je de missie niet enkel als ‘vechtmissie’ of als ‘wederopbouwmissie’ mag bestempelen, klopt. Maar doen alsof ‘wederopbouw’ in het geheel niet tot de oorspronkelijke doelstellingen behoort, is in strijd met de waarheid.
In die artikel-100-brief staat onverkort dat het Provincial Reconstruction Team de kern vormt van deze Nederlandse missie en dat ‘het bevorderen van wederopbouw (…) een van de belangrijkste doelstellingen van het prt’ is. Al met al komt het woord ‘wederopbouw’ 45 keer voor in deze brief, ‘reconstruction’ in de Engelse variant nog eens 39 keer. De missie mag door het comité Troepen Terug dus wel degelijk ook afgerekend worden op de behaalde wederopbouwresultaten.
JAN SCHAAKE
comité Troepen Terug uit Afghanistan
Vrijheid
Opheffer schrijft (De Groene Amsterdammer, 19 oktober): ‘We’ kunnen Wilders, ‘net als Jami, net als Ayaan, niet plaatsen’, want ‘ze streven te veel naar vrijheid’. Wilders ‘streeft’ naar het verbieden van de koran. Naar welke vrijheid streeft hij dan?
RUUD ENGELANDER, Amsterdam
De uitgewoonde Verlichting
In zijn bespreking van John Gray’s Zwarte mis kiest Aart Brouwer (De Groene Amsterdammer, 19 oktober) partij voor de critici van de Verlichting. Het lijkt alsof die critici in het hedendaagse debat de boventoon voeren. Op de filosofiefaculteiten wordt nog steeds veel meer aandacht geschonken aan anti-Verlichtingsdenkers als Heidegger, Benjamin, Lyotard en Charles Taylor dan aan moderne Verlichtingsdenkers als Bertrand Russell. Er zit meer brood in kritiek op de Verlichting dan in het bepleiten van het Verlichtingsproject.
Rationalisering is maar één kant van de medaille van de Verlichting; de andere kant is de vrijheid van het individu. Politieke en ethische systemen die het individu opofferen aan het algemeen belang staan haaks op het Verlichtingsproject. Trotski schijnt gezegd te hebben dat ‘individuen mest zijn op de akkers van de toekomst’. Dat is exact wat het Verlichtingsproject wil voorkomen: het opofferen van individuen voor een of ander ideaal.
Een tweede fout die critici van de Verlichting maken is de Verlichting te gebruiken als zondebok. Bush wordt over het algemeen niet beschouwd als een philosophe en toch wordt de oorlog van Bush in Irak gezien als een teken van het failliet van de Verlichting, of, in andere woorden, het liberale humanisme. Het Westen als geheel is maar zeer ten dele Verlicht.
Het liberale humanisme is geen panacee voor alle problemen in de wereld. Wereldvrede en zelfbeschikking voor iedereen op de wereld zijn weliswaar Verlichtingsidealen, maar ik ken geen ‘Verlichtingsfundamentalist’ die meent dat die idealen binnen handbereik liggen. Als het aan de cynische cultuurcritici ligt doen we vooral gewoon niets. De Verlichting is een project waaraan gewerkt moet worden.
FLORIS VAN DEN BERG
Center for Inquiry Low Countries; De Vrije Gedachte
Militair-Industrieel Complex
Het bericht van Peter Speetjens over Het Militair-Industriëel Complex (De Groene Amsterdammer, 12 oktober) behandelt voornamelijk de productie van wapens, waarbij de VS en GB de absolute koplopers zijn. Verder worden de defensiebudgetten van verschillende landen in het artikel weergegeven in absolute cijfers.
Interessanter lijkt mij de weergave van defensie-uitgaven in procenten van het bnp, zoals te vinden op een internetsite van het Centre for Arms Control and Nonproliferation (The World Factbook). De cijfers zijn weliswaar ontleend aan de cia, maar zijn verifieerbaar, derhalve voldoende betrouwbaar.
Onthullend is dan dat na de nummers 1 en 2 (Oman en Katar) als nummer 3 Saoedi-Arabië verschijnt en als nummer 4 Irak; dat laatste land met 8,6 procent van het bnp. Daaruit blijkt nog weer eens dat de Amerikanen de oorlog in dat land laten betalen door het land zelf, met wapens die vanzelfsprekend verkocht worden door de VS.
De VS zelf staan op plaats nummer 28 (4,06 procent van het bnp); de enorme wapenindustrie van de VS is vooral gericht op export, zoals Peter Speetjens ook aangeeft.
WIM SPARENBURG, Veenendaal