Dutch Design
Ik ben blij met de kritische noten die Louise Schouwenberg kraakt over wat ‘Dutch Design’ is gaan heten (De Groene Amsterdammer, 30 november). Design is geen (toegepaste) kunst, maar toegepaste vorm. Vorm toegepast op andere kwalitatieve criteria, die er samen voor zorgen dat er een uitmuntend product ontstaat.
De enige relatie die er is tussen kunst en design is dat beide deel uitmaken van onze cultuur. Dat een paar handige jongens goed bezig zijn hun berekende exclusiviteit in klinkende munt om te zetten, maakt design inderdaad nog niet tot kunst. Tegelijkertijd komt het ‘design’ als uitgekauwd containerbegrip waarmee ‘gewone mensen’ zich van hun buren proberen te onderscheiden me zo langzamerhand de neus uit. Vaak zijn dit slecht afgewerkte producten waar de echo van het platform Droog Design in weerklinkt.
Ik heb veel waardering voor wat Droog Design als platform voor het Nederlandse design betekend heeft, maar de rol van Droog als innovatief platform is uitgespeeld en deze wijze van ontwerpen is een maniertje geworden. Mijn generatie heeft overduidelijk ‘een klap van de Droogmolen’ gehad, maar we moeten verder.
Na Droog wordt nu een grote toekomst voor sociaal design, in de breedste zin des woords, voorspeld. Design hoort sociaal te zijn, kwalitatief hoogstaand en mens- en milieuvriendelijk geproduceerd. Het idee dat ‘een goed idee’ of ‘een goed concept’ genoeg is om je als ontwerper te positioneren en de rol van design aan de kaak te stellen, is sleets geworden. We moeten voorwaarts. Daarom moeten we ontwerp en kritiek weer scheiden. Het debat weer met elkaar, ontwerpers en critici, voeren en er de consument niet mee lastigvallen. Zo kunnen we de vorm weer inzetten waar die voor bedoeld was: een goed product maken. Als we niet meer weten hoe dit debat te voeren, kan Visies op vormgeving van Frederike Huygen ons ten voorbeeld dienen.
MELLE ZIJLSTRA,
student vormgeving/ruimtelijk ontwerp Academie Minerva Groningen
Eberhard Rebling
Het staat een beetje dommig een interview in de tegenwoordige tijd met een quasi-levende Eberhard Rebling op te nemen (De Groene Amsterdammer, 23 november) zónder te vermelden dat deze begin oktober is overleden. Die versgebakken boterkoek die de interviewster zo levendig beschrijft, zal inmiddels wel beschimmeld zijn.
SJOERD VAN FAASSEN, Den Haag
Naschrift
Dat zou heel dom van ons geweest zijn, echter, bij het ter perse gaan van dit nummer (dinsdag 4 december) was Eberhard Rebling nog in leven, sterker nog: hij was jarig. Een vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade te Berlijn heeft zijn partijtje bezocht. De schrijfster van het interview, Annemieke Hendriks, had Reblings dochter (die van de boterkoek) die dag nog aan de telefoon.
Redactie