Het ware nepleven
Het is één ding om de hyperrealiteit te beschrijven waarin we ons bevinden, zoals Frank Mulder in ‘Het ware nepleven’ (in De Groene Amsterdammer van 18 juni) vaardig heeft gedaan. Het is een ander ding om de ontsnapping daaruit voor te stellen als door ‘de fluisterende stem’ van God. Of de schrijver zelf nou gelovig is of niet, de logica ontgaat mij om het hiernamaals, het eigenlijke doel dus van het leven, voor te stellen als iets wat het leven op aarde er beter op zou kunnen maken. Want hoezo zou dit aardse leven anders zijn dan zoals het ons is ‘ingefluisterd’ door de eeuwen heen, als duivels en zondig?
Nu dat leven zich daar steeds meer naar gaat gedragen, en ik geef de schrijver krediet daarover een degelijk betoog te hebben gehouden, en de Boodschap zich dus bewezen lijkt te hebben, zouden we bij God moeten aankloppen om dat weer ongedaan te maken? De takken van sport die de schrijver noemt om ons ‘nepleven’ te ontvluchten, zoals ‘natuur’, ‘geschiedenis’, ‘kunst en literatuur’, en die ons hechten aan de wereld, hebben om reden van precies dat hogere doel, het hiernamaals, veel van hun glans moeten afstaan. Het zou de kerken zeker deugd doen het respect voor zaken als natuur en literatuur nieuw leven in te blazen. Paus Franciscus slaat wat dat betreft de plank raak. Maar dan graag met een open oog voor de eigen rol in het verleden.
GUIDO EVERTS
Door woede verblind
In zijn ingezonden brief (De Groene, 18 juni) reageert Wouter Krijbolder op het uitstekende artikel van Marijn Kruk ‘Het Franse onbehagen’ (De Groene, 4 juni). In zijn reactie laat Krijbolder zijn verontwaardiging de vrije loop, hij verafschuwt reactionaire denkers als Renaud Camus, Eric Zemmour, en Alain Finkielkraut. Wij begrijpen zijn afschuw en delen die. Maar in zijn woede schiet hij zijn doel voorbij en komt hij tot een algehele veroordeling van Frankrijk en de Fransen: Fransen zouden ‘in ontkenning verkeren’ en ‘dienen zichzelf met hun schandelijke verleden te confronteren’.
Met dit schandelijke verleden wordt gedoeld op de wandaden tijdens de verovering van Algerije (1830), op de hele koloniale periode en in het bijzonder op de dekolonisatieoorlog (1954-1962). Volgens Krijbolder heeft de Franse geschiedschrijving daar nooit aandacht aan besteed. Deze met grote verve verkondigde aanklacht is echter op lucht gebaseerd. Over de misstanden die zich bij de onderwerping van de autochtone bevolking tijdens de verovering van Algerije hebben afgespeeld, zijn in Frankrijk spraakmakende boeken gepubliceerd, we noemen er hier slechts één: Olivier Le Cour Grandmaison, Coloniser Exterminer (2005). Over de onderdrukking van de Algerijnen tijdens de koloniale periode verschaffen de boeken van Germaine Tillion (onlangs bijgezet in het Panthéon) en Albert Camus’ Chroniques algériennes, 1939-1958 ontluisterende inzichten. Al tijdens de onafhankelijkheidsoorlog kwamen bekende intellectuelen als Pierre Vidal-Naquet, Gisèle Halimi en Simone de Beauvoir in het geweer tegen de misdaden van Franse militairen in Algerije. De Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog is volgens de historici Mohammed Harbi en Benjamin Stora in hun standaardwerk La guerre d’Algérie, la fin de l’Amnésie (‘het einde van het geheugenverlies’) uit 2004 inmiddels in Frankrijk geschiedenis geworden dankzij de duizenden publicaties over dit onderwerp.
Als je de gestage stroom van de afgelopen twintig jaar overziet: films, documentaires, getuigenissen (van beulen én slachtoffers), krantenartikelen, romans (van Fransen én van Franstalige Algerijnen), stripverhalen, met andere woorden als je de productie van cultural memory bekijkt, dan kun je niet anders dan stellen dat het land nog steeds niet in het reine is gekomen met de dekolonisatieoorlog. Dit geldt overigens net zo goed voor de Algerijnen, de voormalige gekoloniseerden. De stroom aan publicaties ontlokte Pierre Nora een aantal jaren geleden de verzuchting dat Frankrijk zou lijden aan een teveel aan herinnering (‘La France est malade de sa mémoire’). Je kunt Fransen misschien veel verwijten, maar niet dat ze de confrontatie met ‘het schandelijke verleden’ niet aangaan. Wel in tegendeel.
DÉSIRÉE SCHYNS en PHILIPPE NOBLE Gent
Kerk en staat
Harm Noordhof heeft helemaal gelijk (De Groene, 11 juni). Het is pure rechtsongelijkheid dat ‘zijn’ Islamitische Universiteit géén subsidie krijgt en allerlei protestantse universiteiten voor hun opleidingen tot geestelijke voorganger wél. Maar liefst elf miljoen euro zelfs. Schande! Onmiddellijk afschaffen die subsidie! Op naar een werkelijke scheiding van kerk/moskee en staat!
ROB LUBBERSEN