On the Road

Zelden heb ik zo’n uitstekend artikel (De Groene van 2 juli) over On the Road gelezen als dat van Joost de Vries, compleet met aanhaling van die schitterende poetry-in-prose slotzin. Misschien is wel aardig als voetnoot te vermelden waar Kerouac de toch wat curieuze naam Sal Paradise voor z’n alter ego in het boek vandaan had: uit een gedicht van Allen Ginsberg (in handschrift), waarin Kerouacs oog viel op ‘sad paradise’, wat hij in eerste instantie (kalligrafie was niet Ginsbergs sterkste kant) las als ‘sal paradise’. ‘Voilà’, moet Jack gedacht hebben.

ELBERT RIJNBERG, Amsterdam

Robinson Crusoe

Kees ’t Hart geeft wel een erg vereenvoudigde interpretatie van de gelaagde roman die Daniel Defoe met Robinson Crusoe in 1719 deed verschijnen (De Groene van 2 juli). Het is namelijk meer dan een metafoor van hoop op overleven.

Allereerst schreef Defoe een vervolg (The Further Adventures of Robinson Crusoe), dat echter veel minder bekendheid kreeg. Hierin keert Robinson Crusoe terug naar zijn eiland. In het nog onbekendere derde deel (Serious Reflections of Robinson Crusoe) heeft Defoe uitgelegd hoe hij zijn verhaal bedoeld heeft. Robinson gaat tegen de wens van zijn vader naar zee. Zijn schipbreuk is een straf van God voor deze zonde. Hij mag pas naar huis als hij aangetoond heeft dat hij een goed christen is: dat doet hij door Vrijdag te bekeren. Zo kan deze roman dus ook begrepen worden.

In De vrouwelyke Cartouche van Petrus Lievens Kersteman uit 1756 maakt de hoofdpersoon een vergelijkbare ontwikkeling door als Robinson Crusoe: een zondige (in dit geval vrouwelijke) hoofdpersoon die zich op een onbewoond eiland bekeert. Het is een overlevings- èn een bekeringsverhaal. Daarom heb ik deze tekst getypeerd als een robinsonade, een navolging van het oorspronkelijke verhaal over Robinson Crusoe. De tekst is na te lezen op de site van de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren: dbnl.org/tekst/kers002vrou01_01

RUDY SCHREIJNDERS, Amsterdam

Allen tegen allen

Interessant artikel van Edwin van de Haar (De Groene van 18 juni) over klassiek en sociaal liberalisme. Het bevat een aantal stellingen, die de schrijver blijkbaar onderschrijft, maar slechts sporadisch onderbouwt. Het internationale recht, ‘in de Nederlandse buitenlandpolitiek vaak ten onrechte verheerlijkt’, speelt volgens hem slechts een ondergeschikte rol. Internationale machtsverhoudingen geven toch altijd de doorslag. Geldt dat niet voor elke juridische regeling of constructie op elk niveau? Natuurlijk is het de bedoeling van het recht om machtsuitoefening aan regels te binden. Dat daarmee de antithese tussen machthebbers en degenen waarover de macht wordt uitgeoefend niet opgelost is, lijkt me evident. Het betekent niet dat daarmee het recht irrelevant is, wel dat het tot stand komen en handhaven ervan niet vanzelf gaat.

Het artikel bevestigt tevens mijn vermoeden dat het liberalisme de sterke neiging heeft om vast te stellen ‘dat het nu eenmaal zo is dat…’ Die acceptatie moet het uitgangspunt zijn van je denken en handelen, wil je je niet buiten de realiteit begeven. Het individu en, naar een betwistbare analogie, afzonderlijke staten moeten hun belang realiseren vanuit de constatering van onvermijdelijkheden. ‘Het is onmogelijk de menselijke natuur te veranderen, of de wereld te veranderen via aanwending van de rede, het vertrouwen in statelijke actie of (boven)statelijke structuren.’ Wat die ‘menselijke natuur’ precies zou inhouden, of die voor altijd onveranderlijk of onveranderbaar is en welke natuurwetten eruit zouden voortvloeien, blijft in het duister, al lijkt de onvermijdelijkheid van zo nu en dan een oorlog zo’n natuurwet in de ogen van de auteur die zegt hier te spreken namens het klassieke liberalisme. Kortom: geen liberalisme zonder cynisme.

Die observatie zou kunnen kloppen, de argumentatie dat het niet anders kan ontbreekt in dit artikel. Toch zou je een aanzet tot zo’n argumentatie kunnen vinden in een passage waar de schrijver beweert dat de onvermijdelijkheid van oorlog ‘een bijzonder sterke empirische onderbouwing in de wereldgeschiedenis’ vindt. Er zijn in diezelfde geschiedenis evengoed talrijke passages te vinden waarin mensen de vrede wisten te handhaven of herstellen. De achteloze manier waarop de EU wordt afgedaan (‘de quasi-federale moloch waartoe de huidige Europese Unie is verworden’) lijkt me blijk te geven van vooringenomenheid. Hoeveel terechte kritiek je ook op de Unie kunt hebben (bijvoorbeeld dat haar beleid veel te neoliberaal is) , het bestaan ervan lijkt me een belangrijke verworvenheid.

FRITS FLORIN

Correcties & Aanpassingen

Jesus in Eboli

In het artikel ‘Met uitzicht op zee’ (De Groene van 2 juli) zijn we vergeten te vermelden dat Carlo Levi’s meesterwerk Cristo si è fermato a Eboli ook in de Nederlandse vertaling te verkrijgen is onder de titel Christus kwam niet verder dan Eboli (Nieuw Amsterdam 2011, 296 blz, € 16,95).