De witte man

Wat was ik gecharmeerd van de dubbeldikke zomerspecial. Ik heb hem/haar (wat is geslacht/identiteit?) gesavoureerd op mijn Noord-Franse vakantieadres. Terwijl de volgende Groene bij thuiskomst al ongeduldig ligt te trappelen, wil ik inhoudelijk reageren.

Een verademing, of komt dat doordat ik weg ben van de Nederlandse ‘beschaving’ en daardoor wat welwillender kijk? Nee, er werd precies de spijker op de kop geslagen; in de vraagstelling, wij en zij. Belangrijker dan dit is er niet op het moment, identiteit(sproblematiek), kloven die door samenlevingen lopen.

Daarom ook deed het mij dubbeldik deugd, omdat het én serieus was én relativerend. Relativerend was Martin Simek (‘Wie ernstig is, wordt niet serieus genomen’). Opwekkend blijft Gloria Wekker; Margot Dijkgraaf is onvolprezen in haar in- en toegangen tot Franse schrijvers. Stephan Sanders, altijd to the point. Maar het centrale verhaal, door zijn vraagstelling en door zijn schets van onderliggende problematiek, vond ik dat van Joost de Vries, met als betere kop: ‘Wie is de witte man eigenlijk?’ Die vraag heb ik mij aangetrokken en ik tob er nog steeds mee. Ben ik zo’n witte containerman, waar vrouwen, homo’s, moslims zich tegen kunnen afzetten?

Wat is mijn doopceel? Geboren in Zuid-Limburg, als eerste van de familie naar de hbs, doctoraal economie en rechten. Daarna altijd wetenschap en maatschappij. Eind jaren tachtig rector van de Universiteit van de Nederlandse Antillen, in de jaren negentig het generalistische lid van de Raad voor de Kunst, later Raad voor Cultuur. Inderdaad, voluit witte man, en bovendien met poids (= overgewicht).

Moet ik mij de maat laten nemen door ene mevrouw Aslan – ‘Je moet ze bréken. Je moet ze laten zien dat je niet van ze onder de indruk bent’?

Enfin, het heeft gemaakt dat ik begonnen ben aan een wat diepgravender artikel voor De Gids, in vervolg op mijn ‘Curaçao, parade van paradoxen’ (1993). Op die manier hoop ik dan toch nog, opgewekt en welgemoed, bij te dragen aan dat ‘naargeestige en ongemakkelijke debat’.

Alexander Reinders

The Population Bomb

De toekomst laat zich niet voorspellen met rekensommen, aldus Jaap Tielbeke in zijn artikel over de discussie rond The Population Bomb van Paul Ehrlich (De Groene van 11 augustus). Zijn opmerking over dat precieze rekenen klopt natuurlijk. Als je een pakje sigaretten per dag rookt, is het ook niet zeker dat je kanker krijgt – de kans erop is echter wel groot. Bij de wereld kun je statistisch niet berekenen dat de kans zeer groot is dat het fout gaat. Per slot hebben we maar één wereld. Maar met een beetje boerenverstand kun je wel nagaan dat de bevolkingsgroei moet stoppen en elke groei, in economie, in vervuiling, in watertekort, in vernietiging en uitputting van landbouwgrond, in temperatuurstijging, voor een groot deel is terug te voeren op de doorgaande behoeften van steeds grotere aantallen mensen.

De opponenten van Ehrlich kunnen bij een bepaald detail best wel eens gelijk hebben, maar de trend is op dit moment duidelijk. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de mensheid zal uitsterven, maar wel dat er zich rampen zullen voltrekken. Naar mijn mening is dat deels al aan de hand. In Afrika en het Midden-Oosten is de bevolkingsgroei het grootst en daar zie je dan ook dat in de strijd om het bestaan allerlei minderheidsgroepen, deels nog versterkt door landen met volstrekt onlogische koloniale grenzen, gediscrimineerd en soms uitgeroeid worden. Volken die honderd jaar geleden vaak in betrekkelijke vrede, met af en toe een geweldseruptie, naast elkaar leefden. Dat lijkt voorbij.

Ehrlich is inmiddels al opgevolgd door onder anderen de Canadees Richard Heinsberg met zijn boek Einde aan de groei (2011) en de Nederlander Rob Hengeveld met zijn boek Wildgroei (2013) die de gevolgen van de trend van overbevolking en haar bijverschijnselen overduidelijk in kaart hebben gebracht.

Henk Kraaijenbrink

Zomerverhaal

Lezer Hans Hoes merkt in een ingezonden brief (De Groene van 28 juli) op dat mijn zomerverhaal ‘De Moslim Sportvissers Club’ deels ontleend is aan Raymond Carvers verhaal So Much Water So Close To Home. Daar verdient Hoes een schouderklopje voor, want dat was precies mijn bedoeling. Vandaar ook dat ik verwees naar de bundel waar Carvers verhaal in voorkomt. Maar dat is voor Hoes niet genoeg. Ik had ook de auteursnaam moeten vermelden. Voor straf wappert hij met het woord ‘plagiaat’. Nergens voor nodig. Het leuke aan intertekstualiteit is nu juist het impliciete karakter ervan. De lezer die de aanwijzingen ontdekt, krijgt een extra verhaallaag cadeau. Als je op wetenschappelijke manier je bronnen gaat vermelden, is de lol er snel af. Meer weten? Lees het verhelderende essay ‘Overtreffen, ondermijnen, overdoen: Plagiaat als stijlfiguur’ van Joost Zwagerman. Dat scheelt voortaan postzegels.

Jamal Ourariachi, Amsterdam


Beeld: Jan Rothuizen