Ga door Opheffer!
Ik wil graag reageren op de brieven van enkele lezers die zich tot Opheffer richten in De Groene Amsterdammer van 28 januari. Neem de eerste brief. Daarin constateert de heer T. van den Bogaard dat «opeens de stijl en onderwerpkeuze (van Opheffer) drastisch zijn veranderd». Het klinkt alsof Van den Bogaard de afgelopen maanden winterslaap heeft gehouden. Of leest hij misschien liever alleen positieve en politiek correcte artikelen die uiteindelijk nergens over gaan?
Er is in korte tijd veel gebeurd in Nederland, meneer Van den Bogaard. En het is de rol van de journalist om over datgene te schrijven wat in de wereld om ons heen gebeurt; over dat wat ons bezighoudt en ons niet koud laat; over dat ten slotte wat wij niet durven of kunnen verwoorden!
En wat zijn woordkeuze betreft, die ik, hoe creatief ik ook probeer te lezen, absoluut niet fascistisch kan vinden (lees brief Opheffer 2), die is natuurlijk ook een weerklank van wat Opheffer ervaart, voelt, observeert.
Ik ben het niet met deze twee heren eens. Bovendien zou ik het echt als een verlies voor dit (onafhankelijke!) blad ervaren als Opheffer door zulke reacties zijn zin zou verliezen om de wat minder eenzijdige lezers met zijn stukjes plezier te blijven doen. Ga door Opheffer!
D. MARINOVA, Amsterdam
Opheffer?
In De Groene Amsterdammer van 4 februari neemt een lezer uit Nijmegen het op voor Opheffer die weer door een andere lezer beschuldigd was van het bezigen van «fascistentaal». Dat is natuurlijk een stevige beschuldiging, maar laten we die eens op zijn merites beoordelen. Opheffer stelt in zijn column in datzelfde nummer dat intellectuelen geen goede politici zouden kunnen zijn. Dat burgemeester Cohen te veel een intellectueel zou zijn, en daarom maar slap gereageerd zou hebben op De Gebeurtenis, de Moord op Theo, die Het Nieuwe Tijdperk heeft ingeluid. Cohen zou eerst willen nadenken voordat hij handelt. Kennelijk wenst Opheffer politici die handelen voor zij denken: krachtdadigheid gaat voor de rede. Sorry, ik bedoel natuurlijk: Krachtdadigheid Gaat Vóór De Rede!!
Meer aanwijzingen van fascistentaal heb ik persoonlijk niet nodig. Helaas levert Opheffer ze wel: «En gelijkheid is nog mooi, maar gelijk aan wie en wat moet men eigenlijk zijn en wat doe je als anderen niet meer aan ons gelijk willen zijn en ons zelfs willen bestrijden?» De vraag stellen is hem beantwoorden, en wel met: sommigen zijn nu eenmaal minder gelijk dan anderen. Wie «ons» zijn, of «anderen» hoeven wij niet te vragen natuurlijk.
Ik ben nooit een fan van uw columnist geweest, die zichzelf wél fatsoenlijk schijnt te vinden, maar die sinds Het Nieuwe Tijdperk is begonnen wel erg ostentatief de weg kwijt is. Zoals de Amerikanen zeggen: When the going gets tough, the tough get going. En Opheffer is duidelijk niet tough, sterker nog: Theodor, je blijkt in de Beschränkung maar een heel klein mannetje. En daar zullen die glimmende zwarte laarzen ook niets aan afdoen.
HERRMANN MORGENSTERN, Groningen
Verlichting
Mij valt op dat, in deze tijd waarin de prijzen voor elektriciteit omhoogschieten, u in elk nummer de Verlichting aandoet, in het bijzonder die van Spinoza, Hume en Kant. Het omslag van De Groene Amsterdammer van 28 januari (Auschwitz) leek er echter geen aanleiding toe te geven. Mis! Aan het eind van «De witte Raaf» van Smeets duikt dit erfgoed uit de nieuwe tijd toch weer op.
Ik krijg de indruk dat de Verlichting iets uitermate positiefs is: individualisme, verdraagzaamheid, vrijheid van meningsuiting en bovenal het verstand vormen schatten die we moeten koesteren. Ongetwijfeld was de Aufklärung een flinke stap vooruit. Ik kan mij daar dan ook goed in vinden, al hang ik, wat de achttiende eeuw betreft, meer aan Rousseau dan aan Voltaire en Diderot, waarmee tegelijk mijn vrees wordt uitgedrukt voor de verwording die ontstaat door het «losgeslagen verstand». Onder invloed van het verstand, dat losgemaakt werd uit de harmonische mens, waarin het een geheel vormde met emotionaliteit en driften (geestdrift), verwerd individualisme tot egocentrisme, kreeg het inhumane management in de zorg, in het bijzonder de jeugdzorg, vrij baan en ontstond de waanidee dat alles leerbaar zou zijn, ook (sociale) gevoelens. (Vandaar de adoratie voor de uit de VS overgewaaide opvoedingstheorie, waarin opvoeden is gereduceerd tot onderwijs.) Gevoelens zouden gereguleerd moeten worden door het verstand, maar wie durft te stellen dat het kille verstand door gevoelens moet worden vermenselijkt?
Misschien is het de moeite waard om eens bij deze ontaar ding van de Verlichting stil te staan. Ons bijvoorbeeld af te vragen of er een direct verband bestaat tussen asociale jeugd, die immers een structureel probleem vormt, en de «verlichte» praktijk van de zorg voor kinderen.
J. KOK, Baarn