W.F. Hermans
In mijn publicatie Iedereen zei, dat is pornografie: Willem Frederik Hermans en de ontvangst van De tranen der acacias staat dat Hermans het woord «kut» voor het eerst gebruikte in Ik heb altijd gelijk (1951). Graa Boomsma denkt mij hier (in De Groene Amsterdammer van 2 december) te betrappen op een fout: hij begrijpt kennelijk niet dat ik een (onjuiste) uitspraak van Hermans zelf aanhaal. Volgens Graa Boomsma weet ik niet dat het woord «kut» al in De tranen voorkomt, maar dit heb ik vermeld in noot 64, p. 80. In zijn drang mij te berispen, heeft Graa kennelijk het notenapparaat overgeslagen.
ELLY KAMP, Amsterdam
Slecht management
Hulde voor de stukken over de economie. Ik hoop dat deze trend doorzet. De analyse in het essay «De zegetocht van het slechte management» (De Groene Amsterdammer, 2 december) biedt een heldere blik op de fase waarin de economie zich nu bevindt. Toch daagt het mij uit om te reageren.
Het essay ademt een sfeer van determinisme en hobbesiaanse vergezichten, waarop Arie van der Zwan ruim een decennium geleden preludeerde toen hij min of meer instemmend een vechtmaatschappij voorzag. In het essay ontbreken enkele belangrijke noties. Ten eerste hebben de recente schandalen wel degelijk tot reflectie geleid. Daarnaast worden er geen lijnen getrokken naar het gegeven dat de machtigste economie van dit moment vrijwel op de pof leeft en in stand wordt gehouden door de Volksrepubliek China. Kortom, het drijfzand van de hebzucht waarover Marx al schreef. Economen als Krugman, Van Wijnbergen, Van Witteloostuijn en anderen geven al jaren aan dat regeringen al te klakkeloos de waan van de dag volgen, vooral reactief en nauwelijks pro-actief opereren. Ten slotte zij erop gewezen dat ook op het gebied van de managementwetenschap de kritiek steeds luider wordt. Onderzoekers en publicisten als Mintzberg en Kalff kritiseren in hun recente boeken de geschetste ontwikkelingen niet alleen, ze komen ook met alternatieven die (Mintzberg) al in praktijk zijn gebracht.
Het huidige discours vertoont de klassieke trekken van een discussie tussen gelovigen en ongelovigen. Enerzijds diegenen die zich overleveren aan de «nu eenmaal onwrikbare loop der dingen» en anderzijds zij die erop vertrouwen dat wij mensen in staat zijn ongewenste ontwikkelingen te corrigeren dan wel te voorkomen.
Economische verhoudingen en situaties zijn ook altijd een gevolg van individuele en collectieve menselijke besluiten. Natuurlijk zijn die besluiten niet eenvoudig in praktijk om te zetten, maar de radicale afwijzing van het concept van de maakbaarheid gaat te ver. Wij zijn in staat om ook op economisch vlak onwenselijke ontwikkelingen tegen te gaan.
Het gaat er niet om tot een ongewenste sport te worden gedwongen, maar om het spel opnieuw uit te vinden met regels die recht doen aan menselijkheid en waardigheid. Martin Luther King en Mahatma Gandhi hebben erop gewezen hoe dat moet en kan. En, zoals steeds, is het ook hier zo dat de verandering begint met een Gideonsbende die aanvankelijk voor een groep wereldvreemde zotten wordt uitgemaakt.
FRANS VAN DER HOOGTE, Amsterdam