Brutus

De vergelijking van Rita Verdonk met Brutus (De Groene Amsterdammer, 19 mei) is te veel eer. Shakespeare portretteerde «de nobele» Marcus Brutus als een democraat en een idealist en Marcus Antonius als een sluwe manipulator. Onze bewindsvrouwe is meer het blinde paard dat schade aanricht, de olifant in de porseleinkast. En dan nog een domme, rancuneuze en leugenachtige olifant bovendien.

HANS TAAL, Amsterdam

Opheffer

Hoewel ik mij iedere keer weer voorneem niet naar de column van Opheffer te kijken, omdat dit meestal tot grote ergernis leidt, doe ik het soms toch. Nou was zijn column over de «linkse kerk» (De Groene Amsterdammer, 19 mei) van een onwaardig niveau. Om de uitzending van Zembla als een bewuste dolksteek van Bos in de rug van Ayaan Hirsi Ali te interpreteren moet je over een heftig paranoïde geest beschikken. De week erna schrikt zelfs de onverschrokken Theodor een beetje terug en verklaart en passant dat de handelwijze van Rita te rechtvaardigen was. Er waren immers de regels waaraan zij moest voldoen. Zolang er een geschreven regel is, staat het denken natuurlijk stil.

Heel Nederland lapt de regels aan zijn laars, als het gaat om verkeersregels, de belastingen en de verzekering, om er maar een paar te noemen. Nu geldt bij deze regels dat de sanctie als je betrapt wordt meestal nog wel te overzien is. Dat nu geldt natuurlijk niet voor de nieuwe Nederlanders. Als zij in die procedure een regel overtreden, dan trappen we ze gewoon terug het putje in waar ze vandaan kwamen. Het putje van procedures en onzekerheid en mogelijk rechtstreeks terug naar Syrië, Congo, Iran, Irak of China. Kan het ons wat schelen. «Uit het oog, uit het hart.» Wat een land, wat een houding, wat een achterbaksheid. Ook Opheffer is niet meer prikkelend, maar nare zurige lafheid. Opheffen maar!

BASTIAAN VAN PERLO, Amsterdam

Precariaat

Dank voor het belangwekkende artikel «Leven in een tanende welvaartsstaat» van Richard de Boer Kritiek heb ik bij de passage: «Holmes wijst erop dat de eerste theorieën over flexibilisering meer dan vijftien jaar oud zijn. Al in 1989 constateert…»

Ik heb goede herinneringen aan een boek van Harry Braverman uit 1974, Labor and Monopoly Capital. Braverman was oorspronkelijk een instrumentenmaker, een geschoolde vakman. In de loop van zijn carrière werden hem steeds meer verantwoordelijke aspecten van zijn beroep ontnomen. Hij werd steeds meer uitvoerder van stomme, eentonige taken. Dit leidde tot betrokkenheid bij vakbond, en ten slotte tot hoogleraarschap. Die ontmenselijking van arbeidsvoldoening was hem niet toevallig persoonlijk overkomen, ze was een algemene tendens ook in allerlei andere beroepen. Hij zag scherp, de verarming van de kwaliteit van het werk zelf, de diefstal van planning, overlegaspecten door een parasitaire managerklasse, de verschraling op de werkplek zelf. Op zijn Nederlands samengevat: de vervanging van de koffiejuffrouw door een automaat.

Waarom is winstmaximalisatie enig bedrijfsdoel? Waarom moeten ook arbeidsorganisaties, die producten als onderwijs, gezondheid, veiligheid «leveren», lastiggevallen worden met de normen van het feodale bedrijfsleven, waar een elite zich afkeert van democratische en humanitaire overwegingen, met als argument dat haar bmw daarop niet kan lopen? Waarom worden werknemers steeds meer als slaven behandeld, nu het modewoord «motivatie» uit de jaren negentig is vervangen door «passie»? Beste sollicitant, hoedt u als u dit woord tegenkomt in personeelsadvertenties. Even totale als blinde identificatie met de bedrijfsdoelen wordt geëist.

JAAP VAN VEEN, Amsterdam