Geluksnummer

Het geluksnummer 28/29 (De Groene Amsterdammer, 14 juli) schiet één keer raak. De foto van Simone Berghuys bij het essay over utopisme toont vaag en zijdelings twee groene takjes, vermoedelijk veldesdoorn. Dat is de kern, die marge van het dwingende apparaat dat op een scheidingsmuur lijkt te staan, een telescoop.

Geluk is tuinieren, maatschappelijk een marginale activiteit en ook slechts vaag en zijdelings aanwezig in het gelukscompendium van De Groene Amsterdammer. «Het maakbare geluk» gaat niet over het maken van je geluk, maar over het bedenken van andermans geluk. Het lamme bijzinnetje «uiteraard zonder dat het ten koste gaat van individuele vrijheid» aan het einde van dit pleidooi met prachttermen als visie, vreedzaam, collectief en dromen van een betere wereld, is een volstrekt overbodige verklaring. Immers, hoe zouden de liefhebbers van deze intellectuele fantasie modder aan de vingers kunnen krijgen zolang ze de aberraties de kerk van het utopisme uitsturen, met het hetzelfde gemak overigens als waarmee ze de toch wat praktischere idealisten naar binnen sleuren.

Geluk blijft een vaag ideaal in de marge en is geen utopie. Het is een tuin waarin iets het wel of niet doet, een plek die bevrediging schenkt dankzij bezigheden. Het andere essay, «Werk als levenskunst», raakt daaraan.

Geluk is wat je in de tuin aantreft. Hoflands wijze moeder: «Hoe beter je kunt vinden, hoe minder je hoeft te zoeken.»

De tuin en, in één moeite door, het landschap waarin mensen verkeren, zijn in deze zomerspecial de grote afwezigen. Ook het artikel «De gelukkige stad» biedt amper zicht op een omgeving waar mensen zichzelf kunnen zijn. Het kan er cultureel cool of burgerlijk saai zijn, maar kun je er wandelen? De kenmerkende vervreemding van de grootschalige stedelijke samenleving, die veel geluk in de weg staat, wordt niet aan de orde gesteld. Positieve kwaliteiten van suburbia als groen en dorpse structuren moet je er zelf bij denken.

«Naar buiten!» zou wel eens het effectiefste en goedkoopste advies kunnen zijn ter bevordering van het welzijn. Maar neen, welzijn is een markt, betaald gidswerk voor individuele zoektochten. «Hoe beter je kunt vinden»: kijk om je heen. En doe wat je handen vinden om te doen, om een andere moeder te citeren. Beleef het landschap, bemoei je met je omgeving, vind er iets en vind er iets van. Tuinier, dus.

MAARTEN DULFER, Peize

Correcties

In De Groene Amsterdammer van 28 juli stonden ten minste twee fouten. Het artikel «De democratie van Bush zal ooit komen» eindigt met een citaat van Milton Keynes. Hier was sprake van cognitieve dissonantie. Het citaat is afkomstig uit het stadje Milton Keynes in Engeland noch van de econoom Milton Friedman maar ontleend aan John Meynard Keynes.

In «Het staat er toch? Over de diepe betekenis van poëzie» zijn bij de verwijzing naar Wittgenstein en de kever de aanhalingstekens weggevallen die zouden hebben moeten aangeven dat er geen sprake was van een parafrase maar van een citaat van Wittgenstein.

REDACTIE, Amsterdam.