Sharia

In De Groene Amsterdammer (20 oktober) verscheen een stuk met de titel ‘De sharia van Bot’ over de kinderen Sara en Ammar die op de Nederlandse ambassade in Damascus verblijven. De twee citaten die worden toegeschreven aan Buitenlandse Zaken, zijn onjuist, suggestief en zetten lezers op het verkeerde been. De suggestie dat de inspanningen van minister Bot ingegeven zijn door electorale overwegingen is misselijkmakend. Onze inzet is er vanaf het begin op gericht geweest de kwestie zo snel mogelijk tot een goed einde te brengen. Het belang van de kinderen, en niets anders, is daarbij de leidraad.

DRS. J.P.M. PETERS, Directeur Voorlichting en Communicatie Ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag

Pedofilie

In De Groene Amsterdammer (20 oktober) lees ik hoe Den Haag de pedo’s vertroetelde. Daar kom ik ook mezelf tegen, schrijvend in 1985 en sprekend in 1993. Dat zijn ook precies de enige twee keren geweest dat ik me over de kwestie van leeftijdsgrenzen publiekelijk heb geuit. Ik had het beter gevonden als De Groene mij had gevraagd waarom ik er toen zo over dacht en hoe ik er inmiddels over denk.

In het kort komt het hierop neer. De homobeweging waar ik deel van uitmaakte had zijn eigen, vaak bittere, geschiedenis met leeftijdsgrenzen gehad. Artikel 248bis van het Wetboek van Strafrecht, dat van 1911 tot 1974 van kracht was, verbood seksueel contact tussen iemand van 21 jaar en ouder met iemand van onder de 21 jaar van hetzelfde geslacht. Daaruit zijn veel gevallen van strafvervolging, chantage en persoonlijk verdriet voortgekomen. Het maakte ons wantrouwig tegen leeftijdsgrenzen in de zedelijkheidswetgeving. Bovendien kenden wij homo’s die in hun eigen puberteit seksuele ervaringen hadden gehad met oudere mannen, waar ze baat bij hadden gehad. Ook dat relativeerde het aan wettelijke leeftijdsgrenzen toegekende belang.

Sinds 1991, toen het klachtvereiste werd ingevoerd, is er zoals Willem Pekelder ook schrijft, veel misbruik aan het licht gekomen. Het door hem vermelde onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut beschrijft de funeste werking van deze wettelijke maatregel voor misbruikte jongeren tussen de twaalf en zestien jaar. Het is dan ook terecht dat dit onderdeel van de wet in 2002 werd geschrapt.

Mijn conclusie uit deze geschiedenis is dat wij in de homobeweging van toen te optimistisch waren over de vrije ruimte voor seksuele ontplooiing en onze eigen ervaringen te veel hebben gegeneraliseerd. Daardoor hebben we de risico’s van misbruik onderschat. Had ik toen geweten wat ik nu allemaal weet, dan had ik nooit meegewerkt aan een versoepeling van het strafrecht voor pedofilie.

Tegelijk moet ik waarschuwen voor het trekken van de verkeerde conclusies. Als Willem Pekelder bijvoorbeeld het grootscheepse kindermisbruik door katholieke priesters als ‘schaduwzijde van de seksuele revolutie’ beschouwt, dan wijst hij precies in de verkeerde richting. Het gaat hier om een categorie van de bevolking die een seksuele revolutie goed zou kunnen gebruiken, te beginnen bij de afschaffing van het celibaat.

HERMAN MEIJER, Rotterdam

Anna Politkovskaja

De bijdrage van Hubert Smeets (De Groene Amsterdammer, 13 oktober) is mij uit het hart gegrepen. Een passend eerbetoon voor een moedig journaliste en alom geëerd als het nationale geweten van Rusland. Was het niet eervol geweest om het portret van de Novib/PEN Award-winnares van 2004 op de voorpagina te plaatsen?

GERT VAN WAGENINGEN, Den Haag

Opheffer

Het wordt nu toch echt te pijnlijk om te zien in welke bochten de door mij ooit zeer bewonderde Opheffer zich tegenwoordig wringt om de linkse kerk nog wat verder af te zeiken (De Groene Amsterdammer, 20 oktober).

Ditmaal is Femke Halsema de boosdoener, omdat ze samen met Michiel Zonneveld een boek geschreven heeft. Opheffer vermoedt hier echter ordinair gebruik van een ghostwriter. Femke mag dit niet. Ayaan mag het wel. Opheffer zegt niet te weten of Ayaan haar boeken zelf schrijft, maar het maakt hem niets uit. Van iemand die pas tien jaar in Nederland woont, is het niet meer dan normaal dat die een ander inschakelt voor zulke dingen. Het is dus oké, het door bijna de gehele Nederlandse pers kennelijk als irrelevant beschouwde feit dat de anders in het Nederlands zo welbespraakte Ayaan haar autobiografie door een ghostwriter in het Engels heeft laten schrijven (handig, toch, voor de internationale markt) en dat het Nederlandstalige Mijn vrijheid hiervan de ‘geautoriseerde vertaling’ is. Natuurlijk geen woord op of tussen de covers over de identiteit van de verkozen spookauteur.

Ik zeg het maar even in goed Engels: give me strength!

TON PAANS, Amsterdam