Unilever en palmolie
In het zeer interessante artikel ‘Duurzaamheid uit een pakje’ (in De Groene van 23 maart) ontdekte ik een punt dat niet helemaal correct is. Aan het eind wordt namelijk gesteld: ‘Geharde critici van het Unilever-scenario zijn in de wetenschap niet makkelijk te vinden.’ En: ‘Aan de Wageningen Universiteit vonden we niemand die zich bezighoudt met toetsing van claims van de multinational.’
Als oud-student van Wageningen Universiteit heb ik echter verschillende vakken over de problematiek gerelateerd aan palmolie en de rspo gevolgd waarin docenten zich zeer kritisch opstelden tegenover de huidige gang van zaken. Binnen de leerstoelgroep ontwikkeling en verandering is er ook een aantal docenten dat onderzoek doet naar deze sector. Vooral de landconflicten gerelateerd aan palmolie zijn een veel besproken onderwerp binnen het departement maatschappijwetenschappen aan Wageningen Universiteit. Het is echter inderdaad wel zo dat de banden tussen Unilever en de universiteit zeer nauw zijn, maar niet alle docenten binnen de universiteit zijn te spreken over deze innige relatie.
KYRA RUITEN
Ewald Engelen
Een van de redenen om een abonnement op De Groene Amsterdammer te hebben, is het ergeren aan de epistels van Ewald Engelen. Het is nooit verkeerd om je eigen gedachten te scherpen, je argumentatie te verbeteren door het lezen van de gedachten van een andersdenkende.
In zijn essay ‘De rot zit diep’ (in De Groene van 23 maart) maakt hij het echter wel erg bont. Hij refereert aan een interview in NRC Handelsblad met Ad Melkert. Ik citeer: ‘Op de vraag wat Ad Melkert vond van de weerzin van compromissenpolitiek van de Partij voor de Dieren volgde een schamper lachje en de zin: “Hè ja, stel je voor. De kracht van Nederland om samen te werken, wordt gezien en gebracht als zwakte. Dat is iets waar ik grote moeite mee heb. Puur populisme.”’ Engelen stelt vervolgens: ‘In dat ene zinnetje balt zich de arrogantie samen van een politieke kaste die niet in staat is in te zien dat het wel eens een gebrek aan herkenbaar idealisme zou kunnen zijn geweest dat deze afstraffing heeft veroorzaakt.’
Het grote verlies van de pvda heeft twee oorzaken. Ten eerste is de rekening van de financiële en economische crisis eenzijdig neergelegd bij de middeninkomens en iets daar boven. En de tweede reden is het gebrek aan een duidelijke, inhoudelijke campagne geweest. Hans Hillen heeft ooit gezegd: wij cda’ers vinden het heerlijk om te besturen, sociaal-democraten vinden het heerlijk om zich om de zoveel jaar aan de kiezers te verantwoorden. Dat de campagnecultuur van de pvda een knauw heeft gekregen, moge duidelijk zijn. Maar om hieraan te verbinden dat het poldermodel niet functioneert, is absolute onzin. Sterker nog, ik denk dat we beter kunnen vaststellen dat een stem op de Partij voor de Dieren een verloren stem is, want aan de kant blijven staan en geen compromissen sluiten, levert niets op.
JAN VAN INGEN SCHENAU, Alkmaar