Slechte daden

‘Cruciaal is evenwel dat de scène, duidelijk geïnspireerd op een first person shooter-sequentie uit de game, de kijker op een afstand zet waardoor een morele kwestie op de voorgrond komt’, schrijft Gawie Keyser in zijn analyse van de televisieserie The Last of Us in De Groene van 23 maart.

Een foutieve constatering die tevens een bepaald dedain tegenover het bronmateriaal (een videogame uit 2013) laat doorschemeren. Het is een houding tegenover games die in de Nederlandse journalistiek meer regel dan uitzondering is. Gamejournalistiek is een niche waar je als serieuze journalist maar beter ver weg van blijft. Had Keyser zich verdiept in wat hij opschreef, dan was hij binnen een minuut te weten gekomen dat de game The Last of Us een third person-game is zonder first person-sequenties. Juist dat spelen vanuit de derde persoon (je volgt het karakter dat je bestuurt vanaf de rug in plaats van door de ogen) geeft het geheel een filmische ervaring. Dit zet net als in de serie de kijker/speler op afstand waardoor de morele kwestie op de voorgrond komt. In gaming bestaat hier zelfs een term voor: ludonarratieve dissonantie.

Waar een mens bij cognitieve dissonantie vooral intern conflict voelt tussen opvattingen en handelen, botst bij ludonarratieve dissonantie het verhaal waarin de gamer een rol speelt met de te verrichten handelingen. Omdat het narratief dat jouw daden als goed bestempelt doordendert, druk je onbewust de dissonantie naar de achtergrond.

Het idee hebben goede normen te verdedigen, lijkt door ludonarratieve dissonantie het wegduwen dan wel goedpraten van slechte daden mogelijk te maken. Zolang het verhaal dat je voorgeschoteld krijgt maar meeslepend en overtuigend genoeg is. Zowel de game als de serie doen dit door de focus op de interne belevingswereld van Joel en Ellie te leggen (iets wat Keyser voor de serie mooi aangeeft in zijn artikel) en zo de gamer dan wel kijker mee te nemen in een antwoord op de vraag: hoe kunnen goede mensen slechte dingen doen? Door voor hun gevoel het goede te doen en zo in een onmenselijke wereld vast te houden aan hun laatste beetje menselijkheid.

MARTIJN VAN KOOLWIJK, Nijmegen