Verademing

Een verademing: het artikel ‘Gekluisterd aan het vijandbeeld’ van Lidija Zelovic in De Groene van 6 april. Een kleine aanvulling. Ze had ook nog kunnen verwijzen naar het briljante Les Thibaults van Roger Martin du Gard, grootser en erudieter dan Oorlog en vrede van Lev Tolstoj, en het werk van de Weense journalist Karl Kraus. Allebei hebben ze indringend aangetoond hoe vijandbeelden in de media een belangrijke rol hebben gespeeld bij het ontstaan en verloop van het drama 1914-1918. Lees voor onze ‘verblinding’ ook Lyotard, Gadamer, Rorty, Derrida. Het ‘wij’ en ‘zij’ vormt kennelijk een immanent gegeven van ons ‘zijn’, ook in het gewone dagelijkse leven in stad, dorp en buurtschap in Nederland. De mens heeft nog veel te leren aan moraliteit voordat hij het tegenwoordig immens populaire woord ‘verbinden’ in de mond neemt. Hopelijk hebben uw ‘liberale’ redacteuren, door mij al eens eerder bij naam genoemd, goede nota van Lidija’s artikel genomen – gerust ben ik er niet op gelet op wat zij tot nu toe hebben geschreven over het conflict.

Bert Scova Righini

Het begrip Militair Industrieel Complex (2)

Jacob Boas gaat (in De Groene van 31 maart) in op de herkomst van het begrip Militair Industrieel Complex. Hij weerlegt terecht dat het een marxistische term zou zijn en schrijft het toe aan president Eisenhower. Nadat die in 1961 de term had gebruikt in een toespraak kreeg het meer bekendheid. Maar Eisenhower is niet de bedenker van het begrip. Dat is de Amerikaanse socioloog Charles Wright Mills, die de verwevenheid van het leger, de wapenindustrie en de politiek beschreef in zijn boek The Power Elite uit 1956.

Peter Bolderman, Goes

De dwang van de eenvormigheid

Waarom proberen de historicus Ewoud Kieft en de socioloog Merijn Oudenampsen Menno ter Braaks werk zo in diskrediet te brengen? Het nationaalsocialisme als rancuneleer werd door Oudenampsen (NRC, 28 januari) ‘een draak van een essay’ genoemd. En nu geeft Ewoud Kieft in De Groene Amsterdammer (17 maart) zijn commentaar, hoewel hij genuanceerder te werk gaat. Wel krijgt Ter Braak hiermee 82 jaar na zijn dood wat hij met zijn polemische essays beoogde: kritiek.

Kieft schrijft dat Ter Braak onverwacht in de bestsellerslijsten voorkomt. Onverwacht? Welnee. Met de opkomst van de populistische partijen vanaf de laatste eeuwwisseling werd Ter Braaks werk weer actueel en probeert men antwoord te krijgen op de vraag of de politieke situatie op dit moment overeenkomsten vertoont met die in het Interbellum. Dit debat is in volle gang.

Storend in zowel Oudenampsens artikel als Kiefts essay is de onvolledige weergave van een van Ter Braaks stellingen. Het geciteerde deel luidt: ‘dat het nationaalsocialisme niet het tegendeel, maar de vervulling van democratie en socialisme, niet de ontkrachting, maar de perversie van democratie en socialisme is (…)’ – weggelaten wordt de rest van de zin: ‘(…) van de doctrinaire democratie en het doctrinaire socialisme, welteverstaan, die men volstrekt niet kan vereenzelvigen met de democratische gewordenheid waarin wij leven en waarboven wij geen hogere instantie kennen’.

Wat is de bedoeling van dit onvolledig citeren?

Met de kennis van nu oordelen we allicht anders dan Ter Braak toen deed. Hoe Ter Braak over de democratie dacht, brengt hij in zijn werk herhaaldelijk onder woorden, zeker na de machtsovername van Hitler. Zijn polemische essays verdienen een grondige bestudering waarbij het zich verplaatsen in Ter Braaks tijd noodzakelijk is. Ongetwijfeld zullen daarna andere conclusies getrokken worden.

Christine T.E. Peters, Nijmegen