Voltooid leven (3)
Centraal in het betoog van Stephan Sanders over euthanasiasme (in De Groene van 6 april) staat de autonome mens, een staat die volgens Stephan maar voor weinigen is weggelegd.
Begin maart is mijn vader overleden. Hij is 94 jaar geworden. Ik wil u graag meenemen in zijn worsteling. In 2007, hij was al slecht ter been, werd hij plotseling blind, terwijl zijn echtgenote ernstig dementeerde. Met enorme bewondering heb ik gezien hoe hij zich opnieuw de wereld eigen ging maken. Het lukte hem zelfs om met een blindenstok naar het stadscentrum te lopen.
Begin 2012, zijn echtgenote inmiddels overleden, kwam hij in een verzorgingsappartement terecht. Aansluiting vinden bij de andere bewoners was moeilijk. Hij hongerde naar nieuws, gesproken boeken en gesprekken met zijn kinderen. tia’s, ernstige slechthorendheid, nierproblemen, suikerziekte kwamen erbij. Na elke keer in het ziekenhuis werd het lopen, zelf met rollator, minder. Toch was en bleef hij, autonoom, alles doen wat maar mogelijk was.
Zonder begeleiding en transport werd zijn wereld echter steeds kleiner. Eén stoel, dag in, dag uit. Uitzien naar de bezoekjes van zijn kinderen, ik bezocht hem door eigen sores en afstand beschamend weinig. De levenslust trok langzaam weg en maakte plaats voor depressies.
De verzorging hield veelal niet rekening met zijn blindheid en was weinig alert met cliënt-specifieke (wond)verzorging. Als mijn zus er wat van zei, was hij bang dat het personeel het op hem zou uitleven.
Eind 2016 kwamen er blaasontstekingen bij en kreeg hij een katheter. Desondanks kreeg hij ernstige delieren en heeft hij verschrikkelijke dingen gezegd waar hij zich achteraf permanent voor heeft geschaamd.
In februari heeft hij, autonoom, besloten te stoppen met eten en drinken. De afhankelijkheid van anderen werd hem te groot. Met een sterk toegenomen religieus bewustzijn wilde hij in de hemel komen. De strubbelingen met de lokale kerkgemeenschap zal ik u onthouden, het is op de valreep goed gekomen.
Hij wilde géén euthanasie, niet naar het ziekenhuis, maar ook geen pijn. En vooral niet die vreselijke fantoombeelden die hem zeer beanstigden. Maar eigenlijk was hij nog in een te goede conditie. Ondanks slaap/pijnmedicatie in oplopende doseringen had hij duidelijk veel pijn op het einde. Twee keer is hij ernstig teleurgesteld wakker geworden. Dat wilde hij niet. Waar had u de grens getrokken? Op welke manier? Welke rol heeft de kwaliteit van de zorg hierin gespeeld? En wat is er nog van je autonomie over met die slaap/pijnmedicatie?
THEO VAN SOEST, Utrecht
Modersohn-Becker
U suggereert in uw bespreking van het boek Hier zijn is heerlijk van Marie Darrieussecq (in De Groene van 30 maart) dat Paula Modersohn-Becker buiten Duitsland onbekend is. Dat zal vast gelden voor het grotere publiek, maar in 2013 is er een bijzondere expositie van haar werk gehouden in het onvolprezen Museum Belvédère in Oranjewoud en verscheen er gelijktijdig een kleine publicatie van haar werk. Deze tentoonstelling en het boek werden samengesteld door gastcurator Ron Manheim in nauwe samenwerking met de Paula Modersohn-Becker Stiftung.
Ik wil maar zeggen dat kleine musea soms bijzondere exposities en publicaties maken, zowel in Nederland als in Duitsland. Niet alles blijft in de depots.
LEO DIVENDAL