De Beauvoir
Met plezier heb ik Ruud Weltens analyse van ‘De tweede sekse_ voor mannen’ gelezen (in De Groene van 2 april). Toch blijf ik, als jonge feministische vrouw, achter met een bitterzoet gevoel. Niets dan lof voor het analyseren van De Beauvoirs werk als filosoof, of voor de oproep om haar werk te lezen zonder nostalgie maar vanuit de pijnlijke realisatie dat vrouwen vandaag nog steeds als ander, niet als mens worden gezien.
Vanwaar dan die bittere nasmaak? Als echte filosoof bewondert Welten De Beauvoirs problematiseren. Feministen hebben echter het probleem van de tweede sekse al decennia erkend. Zij weten al heel lang dat, zoals Welten schrijft, de hele westerse cultuur (en niet alleen die) ‘één grote fallus is’. Maar ze doen meer dan dat: ze proberen ook die fallus omver te werpen en een plek te maken voor een gelijkwaardige toekomst. Dat blijkt alleen (verrassing!) nog niet zo gemakkelijk.
Welten gebruikt De tweede sekse om de aanval te openen op risicoloos diversiteitsbeleid en ‘de kneuterige obsessie voor identiteit’ die volgens hem door onze samenleving waart. Hij schrijft ook maar meteen genderneutrale toiletten en vrouwenquota af. Daarmee gaat hij volledig voorbij aan de noodzaak van het veranderen van de specifieke situaties die het vrouwen (en andere ‘minderheden’) bemoeilijken om mens te zijn. Die situaties van onvrijheid worden helaas nog steeds gekleurd door ‘kneuterige’ zaken als de inrichting van toiletten, of je moeten aanpassen aan de witte, mannelijke norm in een filosofieafdeling.
Vrouwenquota en genderneutrale toiletten zijn geen einddoel op zichzelf: natuurlijk niet. Geen van ons is vrij totdat wij allen vrij zijn. Maar met het afschrijven van oplossingen die de concrete vrijheid van specifieke vrouwen bevorderen als te kwader trouw, en niet radicaal genoeg, schiet geen vrouw (of mens) wat op. Daarmee pleit Welten voor een tandeloos theoretisch feminisme dat geen concrete vrijheid bevordert, en ik betwijfel of De Beauvoir dat hem in dank zou afnemen.
De vierde golf, intersectioneel feminisme, is al in volle gang. Laat dat inderdaad ‘een slaggolf zijn die ook mannen meesleurt’. Maar daarvoor is concrete actie nodig, naast filosofisch problematiseren. Het zou Welten sieren om wat beter om zich heen te kijken: dan ziet hij veel meer dan het feelgood-feminisme waar hij tegen pleit.
CATHERINE KOEKOEK
Tonke Dragt
Vele fans van schrijfster Tonke Dragt en haar epos Brief voor de koning zullen zich in de recensie (De Groene van 2 april) van Marijn van der Jagt herkennen. De nieuwe Netflix-serie Letter for the King begint inderdaad nog veelbelovend met enkele nieuwe invalshoeken. Zoals de zestienjarige hoofdpersoon Tiuri als geadopteerde zoon. Maar daarna raken scriptschrijvers en regisseur de draad helemaal kwijt. Ook voor kijkers die het oorspronkelijke meesterwerk niet hebben gelezen, zoals mijn dochter.
Waarom is het nodig om zo’n steengoed verhaal volledig uit elkaar te trekken?
Het toont een gebrek aan respect voor een geweldig boek dat ook in de huidige tijd nog steeds een enorme impact heeft op jonge pubers. Moeten we tegenwoordig alles met special effects en magie ‘bijkleuren’, omdat mogelijk nieuwe generaties beeldkijkers het anders te saai vinden? Het is een totale onderschatting van die jonge generatie.
Mijn nu eveneens zestienjarige zoon las het boek zo’n zes jaar geleden, en – groot fan geworden – keek enige jaren terug al reikhalzend uit naar de eerste verfilming. Ook dat bleek geen onverdeeld succes, maar het bleef tenminste in de wereld die Tonke Dragt had geschapen. Dit vele malen duurdere aftreksel doet er geen moeite voor. Het is jammer dat nu veel mensen in de wereld Tonke Dragt op deze manier leren kennen. En mogelijk daardoor nooit het ijzersterke origineel zullen lezen.
NIELS VEENHUIJZEN, Den Haag
Britse humor
Simon Kuper schrijft in De Groene van 2 april over Tommy Cooper die ‘zingt over wat hij als ramenwasser allemaal ziet’. Hij bedoelt toch niet George Formby en zijn stoute hit ‘When I’m Cleaning Windows’, uit 1936? (‘Pyjamas lyin’ side by side/ Ladies nighties I have spied/ I’ve often seen what goes inside/ When I’m cleanin’ windows’)
ERIK VAN DEN BERG, Amsterdam