Slim

Onaangenaam getroffen raakte ik door uw advertentie op de binnenkant van De Groene van 30 juli 2015: ‘Studeren doe je aan de universiteit, slim word je van De Groene Amsterdammer.’ En ook in de toekomstspecial (De Groene van 17 mei) kwam ik het woord ‘slim’ vaker tegen dan me lief is.

Slim, zo merk ik vanuit mijn buitenstaanderpositie als inwoner van Frankrijk, is in Nederland een zeer populair woord geworden dat te pas en te onpas wordt gebruikt. Het hoort ook wel thuis in de geschiedenis van ons dijken bouwende, in handel en scheepvaart uitblinkende volkje.

Niettemin zit in het woord ‘slim’, verwant aan ‘sluw’ en het Duitse ‘schlau’ een slissende ondertoon van handigheid en list. Niet voor niets spreken we van ‘een slimme streek’, ‘boerenslimheid’, ‘iemand te slim af zijn’ et cetera. De verwijzingen in het Woordenboek der Nederlandse Taal naar ‘geslepen’, ‘leep’ en ‘gewiekst’ zijn legio en ook de oorspronkelijke betekenis ‘schuin’ en ‘scheef’ geeft te denken.

We leven blijkbaar in een tijd waar slimme rakkers het voor het zeggen hebben. Hoe slimmer je bent, hoe meer invloed je hebt, hoe meer je betekent. Je laat barmhartigheid – voor zover dat woord nog gekend wordt – schoonheid en relevantie links liggen en spoed je naar de afgrond: vernieuwend, slim en leeg.

Als alternatief voor de Groene-advertentie zou ik willen suggereren: ‘Studeren doe je aan de universiteit, De Groene Amsterdammer zet je aan het denken’, hetgeen bij mij bijna iedere week wel het geval is.

SJOERD WARTENA, Vachères-en-Quint