Het Namenmonument

Net als die van Marja Vuijsje (in De Groene van 20 mei) hadden mijn grootouders een winkel in Amsterdam, een kruidenierswinkel. Ook zij zijn gedeporteerd en vermoord. Het essay van Marja Vuijsje geeft aan hoe verschillend er in Nederland en zeker ook binnen de joodse gemeenschap wordt gedacht over het Namenmonument: voor of tegen? Ambivalente gevoelens. Herkenbaar voor mij. Ik ben een voorstander (en ik ken veel voorstanders in joodse kring). Door Vuijsje’s essay voel ik me uitgedaagd.

Ik groeide kort na de oorlog op in Amsterdam zonder geconfronteerd te worden met antisemitisme. De oorlog, waarin Nederland bedroevend scoorde wat betreft het percentage weggevoerde joden. Bijna vergelijkbaar met niet-joodse Nederlanders was ook ik vroeger nauwelijks bezig met wat er in 1940-1945 was gebeurd. Mijn ouders zwegen in alle toonaarden. In de loop van mijn leven wordt de invloed van de holocaust op mijn leven steeds onontkoombaarder. Verdriet en woede over het gedecimeerd zijn van de joodse bevolking in Europa spelen nu regelmatig bij mij op.

Er is geen opvallend monument in Nederland om de holocaust te herdenken. Zo’n monument moet groot en indrukwekkend zijn, voor mijn part megalomaan. Is het monument bij Ground Zero in New York (voor bijna drieduizend doden) of het Vietnam Veterans Memorial in Washington (voor 58.000 gesneuvelde Amerikanen) megalomaan? Ons Namenmonument herdenkt 102.000 joden en 220 Sinti en Roma.

De schaal van zo’n monument maakt juist het verlies voelbaar dat anders door het verstrijken van de tijd bij een bescheiden monument zou worden gladgestreken. En alle namen van de doden verwerkt in een indrukwekkende herdenkingsplaats, roept nu eenmaal intensere emoties op bij de bezoekers.

Laat ons Namenmonument opvallen alsjeblieft. Holocaust Memorial Day mag ook steeds meer opvallen en hoe meer mensen Auschwitz bezoeken (nu al meer dan twee miljoen per jaar), hoe beter. Het gaat erom aandacht te blijven vragen voor de grootste genocide in onze recente geschiedenis.

Met Marja Vuijsje ben ik het overigens eens dat het verwerpelijk is, als groeperingen of politici zich de holocaust toe-eigenen om zich te profileren. Of dat nu antiracisten, boerenleiders, Isra-elische (Netanyahu) of Palestijnse politici zijn, doet er niet toe: de holocaust als salonfähig onderwerp gebruiken of er politiek mee bedrijven, is zum Kotzen.

HANS HIRSCHFELD, Amsterdam

Neoliberalisme

‘Het verfoeide neoliberalisme is nog niet verslagen’, aldus Jaap Tielbeke (De Groene van 20 mei). Nog niet, maar nu we de laatste jaren getuige zijn van steeds meer crises die vergaand ingrijpen van de staat in de maatschappij noodzakelijk maken, lijken de dagen van het neoliberalisme zo langzamerhand wel geteld. In de negentiende eeuw geloofden de liberalen in een vrijemarkteconomie en moest in hun ogen de rol van de staat beperkt blijven tot die van nachtwaker belast met de handhaving van de openbare orde en veiligheid. De neoliberalen daarentegen zien een grotere rol voor de staat weggelegd en beseffen dat ingrijpen van de staat onvermijdelijk is om het vastgelopen kapitalistische raderwerk in tijden van crisis in leven te houden. Forse kapitaalinjecties zijn vereist om het zieltogende bedrijfsleven te ondersteunen.

De rol van de staat zal echter groter worden naarmate crises van welke aard dan ook zich in de toekomst steeds frequenter voordoen. Dan zal immers blijken dat steun van de staat niet alleen onontbeerlijk is voor het bedrijfsleven, maar tevens noodzakelijk is voor de handhaving van allerlei collectieve voorzieningen (onderwijs, openbaar vervoer, infrastructuur en gezondheidszorg), die tenslotte evenzeer onmisbaar zijn voor een goed functionerende economie. In zo’n situatie is er echter geen sprake meer van een vrijemarkteconomie. Het neoliberalisme is dan nog slechts een hulpeloze patiënt die, liggend aan een permanent staatsinfuus, alleen nog maar kan dromen van een vrijemarkteconomie.

ALBERT KORT, ’s-Heer Hendrikskinderen

U kunt uw ingezonden brief van maximaal 400 woorden sturen naar groene@groene.nl