Waterstof

In het artikel Waterstof: hype of revolutie? (De Groene,_ 12 mei) zegt Thijs ten Brinck dat groene waterstof voorlopig te duur is. Deze opmerking gaat ervan uit dat de huidige economie heilig is en de vrije markt alles oplost.

Maar die ‘vrije’ markt is een fabeltje, zoals blijkt uit uw constatering dat bedrijven 1,3 cent voor een kuub gas betalen en consumenten 35 cent. Die vrije markt bestaat helemaal niet. Want hij wordt ook nu al gestuurd in een richting die vooral de status quo in stand houdt en dus vooral in het belang is van de rijken en bedrijven. In plaats daarvan moeten we sturen in een richting die goed is voor alle mensen en voor de aarde. Hoe ‘duur’ de productie van groene waterstof is in vergelijking met alternatieven moet dus in de eerste plaats afhangen van de schade die we aanrichten aan mens en aarde en niet van de huidige ‘prijzen’. Maar elke verandering in de richting van een ander ‘prijs’-denken wordt tegengehouden door de gevestigde orde.

Bovendien zijn prijzen vrijwel voor honderd procent afhankelijk van productievolumes. In het begin is elke nieuwe technologie duur. Of je er als maatschappij in wil investeren zou alleen moeten afhangen van de langetermijneffecten voor mens en aarde en niet van de kortetermijnwinsten die investeerders zien. Maar ja, daar begint het al: wíe bepaalt waarin we investeren. Op dit moment zijn dat particulieren met weinig maatschappelijk besef en veel kortetermijnbelangen in plaats van overheden en/of wetenschappers die geacht worden het grotere maatschappelijke belang te vertegenwoordigen.

*Jan ten Wolde
*

Nederlandse muziek

In De Groene van 21 april constateert Bas van Putten dat Nederlandse muziek zich nooit helemaal heeft kunnen onttrekken aan de aura van hulpbehoevendheid. Hij schrijft het artikel naar aanleiding van het verschijnen van een dubbel-cd met Nederlandse muziek gemaakt door de pianobroers Arthur en Lucas Jussen. De dubbel-cd inspireert Van Putten verder in te gaan op die kommervolle positie van de Nederlandse componisten in de Nederlandse muziekwereld. ‘Wat zou je graag zien dat Nederlandse muziek eens niet als ontwikkelingshulp werd geserveerd maar als repertoire van belang, door vertolkers van naam gespeeld op het hoogste niveau.’

Dat is met de dubbel-cd het geval. Van Putten wijdt uit over pogingen om de Nederlandse muziek op het podium te krijgen. Wat ik in die opsomming mis is de gigantische pioniersarbeid verricht door Jacob Bogaart: diens jarenlange speurtocht naar Nederlandse klaviermuziek van 1600 tot 2000 met als resultaat de uitgave in 2015 van een bloemlezing op acht cd’s, getiteld The Art of Dutch Keyboard Music . Van Putten verzorgde inleiding en teksten bij deze cd’s. Het is bevreemdend dat hij in zijn artikel in De Groene van dit fundamentele werk van Bogaart geen melding maakt.

Peter van Kessel
Amsterdam