De grens bereikt
‘De wereld is goed voor mij geweest, maar voor velen niet. Velen zijn onzeker, en ik ben het met ze eens.’ Aan het eind van het gesprek met migratiedeskundige Ian Goldin (De Groene, 7 januari), doet deze zijn macro-economische masker af en toont hij zijn ware gezicht: dat van een hoogopgeleide, geprivilegieerde blanke man die zich aan de goede kant van het probleem geplaatst weet. De consequentie van dit inzicht in de reële problematiek van migratie, een inzicht dat in feite zijn hele betoog ondermijnt, trekt hij echter niet.
In plaats daarvan hekelt hij de verhitte emotiepolitiek die het migratiedebat in haar greep houdt, en bagatelliseert hij de netelige kwestie. Dat migratie als een probleem ‘ervaren wordt’, komt volgens Goldin door de politiek. Deze reageert op media die als klankkast optreden van groepen in de samenleving die zich bedreigd ‘voelen’. Er is volgens hem helemaal geen piek of crisis: ‘Gemiddeld genomen is migratie nu niet omvangrijker of minder omvangrijk dan in het verleden.’ Denkt Engeland dat met vierduizend mensen in twee jaar de capaciteit is bereikt? ‘Complete onzin.’ Kijk maar naar Duitsland. ‘Al lijkt ook daar de grens bereikt.’ Kennelijk is die grens er uiteindelijk ook voor Goldin.
Al maakt hij hier en daar onderscheid tussen arbeidsmigranten en vluchtelingen, zijn pleidooi voor open grenzen is louter gebaseerd op de voordelen van economische migratie. Het aldus verwarren van beide groepen lijkt me funest voor een zinvol debat. Alsof het economische nut van de ene groep zich laat vergelijken met de ethische problematiek van de andere. Dat nut is onder meer een hogere groei. Zo gaan in de bouw de kosten omlaag, waardoor er meer gebouwd kan worden. Maar voor wie is dat een voordeel? Voor de bouwvakkers, die hun lonen zien dalen en die met slechtere cao’s genoegen moeten nemen?
Om weer naar het eind van het gesprek terug te keren: ‘Ik ben niet bang omdat ik me geen zorgen maak mijn baan te verliezen. Mijn buurt verandert niet. Ik voel me niet bedreigd.’ Ik zou deze man een spiegel willen voorhouden. Stel dat er een goedkope Indiase wetenschapper naar Engeland komt die voor de helft van zijn salaris zijn baan inneemt. Is voor hem dan de grens bereikt?
Mariette Akkerman, Utrecht
18+-leerplicht
H.J.A. Hofland pleit voor een ‘leerplicht voor vluchtelingen’ (De Groene van 14 januari). Een uitstekend voorstel, mits het geldt voor alle immigranten ongeacht leeftijd, afkomst enzovoort.
Dat is niet zo moeilijk te regelen als de inburgeringsplicht onder de leerplicht wordt gebracht, en die leerplicht wordt uitgebreid met een kenniscriterium. Voor een zelfstandig bestaan in Nederland heb je basiskennis van onder andere de taal nodig. De thans in Nederland geldende leerplicht geldt voor alle kinderen tussen vier en achttien jaar. In die periode worden zij geacht de kennis en vaardigheden, via kleuter- en basisonderwijs, te verwerven die een zelfstandig bestaan in Nederland mogelijk maken, ook als zij daarna niets meer bijleren en bijvoorbeeld geen vervolg- of hoger onderwijs volgen.
Door nu de leerplicht uit te breiden voor iedereen die tussen zijn vierde en achttiende geen of niet volledig onderwijs in Nederland volgde, ook volwassenen van 18+ , bereikt men dat uiteindelijk iedereen in Nederland de basisvaardigheden heeft voor dat zelfstandige bestaan. De overheid zal dat noodzakelijke onderwijs op enigerlei wijze moeten aanbieden.
Met dat leerplichtig 18+-onderwijs wordt voorkomen dat het aantal cultureel invaliden niet verder toeneemt, en dat wordt extra bevorderd door het ‘met lof’ slagen voor dat 18+-onderwijs te koppelen aan het verkrijgen van sociale rechten, zoals bijstand en dergelijke. De tijdelijke verblijfstitel, zolang men niet aan de leerplicht heeft voldaan, wordt een permanente verblijfsvergunning met uiteindelijk het recht op volledige naturalisatie.
Jan Beerenhout Azn, Amsterdam
Vooroordelen over Oxford
Aan Hans Achterhuis’ informatieve artikel ‘Van vooroordeel tot blinde vlek’ (De Groene van 7 januari) zou ik graag iets willen toevoegen. Gelukkig kent De Groene bij zijn recensies geen ballen of sterren toe, Achterhuis laat treffend zien hoe verwarrend dit werkt bij het besproken boek van Achille Mbembe (Kritiek van de zwarte rede). Maar Achterhuis’ oordeel over het tweede besproken boek van Adam Sandel (Ruimte voor vooroordelen) doet de filosofie uit Oxford sterk te kort. In tegenstelling tot wat door Achterhuis wordt beweerd, komen er schitterende en juist ook op het maatschappelijk gebeuren gerichte bijdragen vandaan, van John Plamenatz (Man and Society), en Isaiah Berlin (Russian Thinkers; Karl Marx) tot Alan Ryan (On Politics). Een vooroordeel kan tot een cliché verworden.
Maarten van Mentzel, Leiden