Geen orde

Me wild geschrokken bij het artikel Achter gesloten deuren is het niet stil over beginnende leraren (De Groene, 22 augustus). Nergens staat iets over de begeleiding door schoolleiding en vaksectie. Die laten het kennelijk bij de besproken gevallen helemaal afweten en dat is uiterst kwalijk.

Zeker in het begin van het schooljaar moeten leden van de schoolleiding en van de sectie om de veertien dagen lessen van nieuwe leraren bijwonen en die na afloop met de betrokken docent bespreken. Dat is al nodig omdat een nieuwe leraar gewoonlijk een tijdelijke aanstelling voor een jaar krijgt. De beoordeling om tot een vaste aanstelling te komen, moet op degelijke gegevens berusten.

Tegen de kerst kan een voorlopig oordeel worden gegeven, waarbij ook de gegevens van leerlingenenquêtes (uiteraard alleen ter inzage van de betrokken leraar en de beoordelaars) bekeken worden. Dan weet de beginnend docent waar hij aan toe is. Zo nodig moet dan een scholingsplan vastgesteld worden. En soms is het advies om elders opnieuw te beginnen op zijn plaats.

De schoolleiding dient bovendien een ervaren docent aan te wijzen als mentor, vertrouwenspersoon en zo nodig advocaat van de beginneling. Niet altijd leidt dit tot de gewenste resultaten, maar in ieder geval heeft de school in kwestie dan haar best gedaan in het belang van het onderwijs en de betrokkenen.

ADRIAAN DEURLOO, oud-rector Hervormd Lyceum Zuid te Amsterdam

Criticus

Dank voor het prachtige essay De kunst van het beter weten van Marja Pruis (De Groene, 22 augustus). Zeer herkenbaar: er is niets veranderd sinds ik voor Het Vrije Volk in 1964 begon met het recenseren van theater, en dat volhield tot 1973. Als gevolg van het directioneel afbraakbeleid vormde ik inmiddels de voltallige kunstredactie, diende mitsgaders alle culturele disciplines te bespreken en stond dus dagelijks met één of meer nochtans met zorg geschreven kritieken in de krant. Ook toen ervoer ik die frictie tussen wat ik werkelijk vond en de gepubliceerde tekst, ook omdat hoofdredacteur Herman Wigbold kunst en cultuur eigenlijk haatte.

Overigens was mijn voornaamste drijfveer de lezers te informeren over wat zij feitelijk, objectief beschouwd mochten verwachten voor hun geld. In mijn onschuld dacht ik dat zij daar meer aan hadden dan aan mijn meer kritische oordeel. Dat de besproken cultuurproducent daar al dan niet in het geniep meestal wel naar snakte – dat vond ik minder interessant. In die periode heb ik naast een hoop brandhout prachtige dingen gezien en/of beluisterd. Heerlijk vak, ondanks die hoofdredacteur.

LEO JACOBS, Amsterdam

Paarden

De ‘paarden’ voor onder andere vervoer van cocabladeren die op de foto staan bij het artikel over de inheemse guerrillabeweging Quintín Lame (De Groene, 22 augustus) zijn muildieren. Mama is dan paard, papa ezel. Ideale kruising voor moeilijkere paden hoog in de bergen. Ook minder bevattelijk voor koliek.

IRENE BEUKER ORLOFF, Amsterdam

Hoffmann

‘Acceptabele vertalingen waren er tot voor kort nauwelijks’, schrijft Cyrille Offermans (De Groene, 22 augustus) terecht over het werk van E.T.A. Hoffmann. Aan de uitzonderingen die hij noemt zou ik juist daarom Pé Hawinkels’ schitterende vertaling De gouden pot (De Arbeiderspers, 1969) willen toevoegen.

ERIK VAN DEN BERG, Amsterdam